731. Aan F. Hellens: Brussel, 6 februari 1931
Brussel, vrijdagavond.
Beste Hellens,
Ik vond het jammer toen ik het bericht kreeg dat ik uiteindelijk niet hoefde te komen; ik zou hem met plezier hebben ontmoet, zelfs al waren we met ons tweeën geweest. Maar ik zie je ongetwijfeld maandag bij Delgouffre? of moet dat plaatsvinden zonder dat jij er bij bent? Er liep een koude rilling over mijn rug toen ik de uitnodiging ontving, die heel vriendelijk was, maar allemachtig, wat plechtig! Ik kom met Méral, met wie ik diezelfde maandag ga dineren.
Dank je wel dat je aan mij gedacht hebt voor dat nieuw opgemaakte ex. van je Filles. Doe het toch maar niet: ik heb al een ex. op goed papier met een opdracht van jou, en eigenlijk hou ik meer van kleine formaten. Bovendien reken ik er wel op nog eens het deel bij uitstek te krijgen: la Confession Naïve, nietwaar! Dat zal ongetwijfeld een indrukwekkend formaat hebben.
Het is inderdaad merkwaardig dat er over de Filles niet wordt gesproken, nadat er zoveel gezegd is over de Femme. Maar wat wil je? de wereld gaat ten onder; je moet van tijd tot tijd maar denken aan de Rancis en de Trucs om van die waarheid doordrongen te raken, maar dan begrijp je het tenminste zonder enige moeite....
Over dat alles praten we nog wel maandag of aanstaande vrijdag.