Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |
was! - heb ik de verleiding niet kunnen weerstaan om die kloot van de Standaard tòch op een korte repliek te vergasten.Ga naar voetnoot1. Kome dan wat komen kan. Het schijnt dat ze mijn repliek in dit land moeten plaatsen; dat ik ze daar anders per deurwaarder toe verplichten kan (?) Je zult je wschl. toch amuseren als je mijn enkele regels ziet - wschl. gevolgd overigens door een nieuwe uitbarsting van Vlaams-polletiekerige verontwaardiging in het taaltje que vous savez. Ik zou je nu willen zeggen: ‘maar meer dan ééns antwoord ik niet’ - edoch, nu durf ik niet meer. Ik heb mijzelf leren wantrouwen. Ik ben polemist tot in mijn grote toon, helaas; het is de ‘sport’ die mij aantrekt, meer dan iets anders. Want heus, als ik dat stukje van die hark overlees, kan ik geen ogenblik nijdig worden. Het is ook een zó vanzelfsprekende zaak dat hij voor de galerij nobel en fatsoenlik, ik dus ignobel en onfatsoenlik ben. En zijn Nederlands, vooral met die dappere wrekerstoon, is en blijft zo aardig! Kijk dus naar het krantje uit vanaf Maandag. Wschl. Dinsdag, maar Maandag kàn al. Tot nader. Hartelik gegroet door je EdP. |
|