745. Aan H. Marsman: Brussel, 12 februari 1931
Brussel, Donderdag.
Geachte Heer Marsman,
Mijn brief van gisteren was blijkbaar een dag te laat: vanmorgen ontvang ik de heele rommel, behoorlijk opgezonden door Engelman. Zijn brief was anders genoeg geweest, want daaruit blijkt me dat u precies wilt wat ik u gisteren voorstelde. Nu, laat ons pogen snel uit de verwarring te raken.
Ingesloten vindt u alles, behalve het eerste artikel. Ik zal dit terug moeten vragen, maar Kramers zeggen dat hij het ù direct zendt. Hier heeft u nu:
1. | Uw eerste brief (zoo te laten). |
2. | Mijn naschrift (idem). |
3. | Uw tweede brief (door u te wijzigen, in den aanloop misschien, en aan het slot.) |
4. | Mijn tweede antwoord (de getypte copie). |
5. | Mijn tweede antwoord en vóór-antwoord aan u, die u meteen in uw eigen dossier kunt leggen. |
Oef. ik ben blij dat we uit deze inktzee gezwommen zijn.
Nu een vraag die hiermee niets te maken heeft. Ik wou mijn 3e bundel cahiers (waarin ook dit alles voorkomt, en die opent met mijn Gesprek over Slauerhoff) noemen: Tegenonderzoek. Bestaat die term? U als jurist is de aangewezen vraagbaak. (‘Wat een juridische termen in de bellettrie tegenwoordig’, zegt Jacques; en inderdaad: Nutteloos Verzet, Kort Geding (een alleraardigste titel), nu dìt weer.)
Met vr. gr. uw
EduP.