Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd710. Aan J.A.A. Engelman: Brussel, 26 januari 1931Brussel, Maandagavond. Zeer geachte heer Engelman,Ga naar voetnoot1. Uw brief ontving ik daarnet. Tegenover uw groote vriendelijkheid om u niet te mengen in zaken tusschen mij en de red. V.B. kan ik moeilijk iets anders plaatsen dan de vriendelijkheid van zwijgend voorbij te gaan dat mijn stuk tot dusver bestemd was voor die redactie alleen, n'en déplaise de toevallige bezoeken welke u bij den heer Marsman aflegt. Dit dus daargelaten, zou ik gaarne weten wat precies uw bedoeling was toen u mij uw rectificatie stuurde. Wenscht u:
De ‘ontmoeting’ (moeten wij dus zeggen) tusschen Arne Borg en Singer's naaimachine,Ga naar voetnoot2. leek mij - zelfs afgescheiden van de toepas- | |||||||
[pagina 402]
| |||||||
sing als refrein - nogal duidelijk: de eene deed alles beter, de ander bleef altijd de beste. Dit in antwoord op uw vraag. Uw waardeering voor P.v.O., èn zijn tegenwaardeering voor u, waren mij bekend. Ikzelf vind - dit tusschen haakjes, want ongevraagd - uw En Rade en Ambrosia...Ga naar voetnoot3. zeer mooi. U mag voor mijn part dan ook vocalises blijven schrijven tot zelfs de insectenwereld volmaakt is uitgeput, wanneer dat uw ambitie mocht zijn... Tenslotte een rectificatie van mijn kant: dat de heer Binnendijk eenige gelijkenis vertoont met het hoofd van Jut, kunt u moeilijk mij verwijten. In afwachting van uw nadere inlichtingen, met beleefden groet uw dienstwillige E du Perron 104, Bd. Brand Whitlock Brussel (België) |
|