Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 394]
| |
de rest wacht ik met verlangen, n.l. die kranten.Ga naar voetnoot1. Bij voorbaat daarvoor veel dank. Wynand zal je misschien verteld hebben, of anders nog vertellen, of anders ziè je het, dat: 1o. mijn briefje over Jan's ‘rotte appel’ in DGW. komt; 2o. mijn stuk tegen Pom in het Febr. nr. verschijnt. Dat is altijd dat. Met Binnendijk heb ik ook nog niet afgerekend, d.w.z. wel met hèm, o! largement! maar niet met de ‘poésie pure’, zooals Ter Braak zegt. Tusschen haakjes, ik raad je sterk het Jan. nr. van de Vr. Bl. aan voor het art. over Prisma van Ter Braak. Zend mij ook een ex. daarvan. Die oude tantesGa naar voetnoot2. gààn niet dood. Nooit. En erven van ze doen alleen Krisjnamoertianen. Femmes en Hombres zijn vèèl te duur! Dan hoû ik maar mijn eigen exemplaartje, compleet in 1 deel. Ga jij naar Stem-vergaderingen???Ga naar voetnoot3. Ter Braak moet er overigens ook geweest zijn. Maakte je kennis met hem? Let op: dat wordt een van de ‘keien’. Jan schrijft dat hij het in Parijs erg prettig heeft. Overigens geen nieuws en dus de hand. Je E |
|