Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 384]
| |
689. Aan H. Mayer: Brussel, 10 januari 1931Brussel, Zaterdag. Beste Henri, Veel dank voor de 150 frs., waarmee ik weer een eind ‘duren’ kan. Als ik deze maand maar door ben... Ik heb ook nog eenige van mijn oude erotieken verpatst, voor ± 400 frs belges, wat luizig weinig is, maar on prend ce qu'on peut. - Kan je me nu die Galanteries van Gautier bezorgen, die verkoop ik hier nog wel met een klein winstje. Sander meende dat de prijs fl.5 was. Als dat nog zoo is, kan je me dat werkje misschien zenden in ruil voor de gezonden Vondelen - schiet me anders het ontbrekende even voor. - Dank. - Zend me ook een ex. van die Opw. Wegen met het art. van ‘den Christelijken literator uit Goes Leo van Breen’Ga naar voetnoot1.. Mijn eerste bundel cahiers zal nu wel spoedig verschijnen, ik kreeg eindelijk complete drukproeven. Overigens geen nieuws. - O ja, er schijnt ook nog een afbr. kritiek over mij gestaan te hebben in de Arnhemsche Crt.,Ga naar voetnoot2. waar al mijn oude tantes van gesmuld hebben en tot een blaasverzakking toe gegnoven; kan je daar niet eens naar informeeren en mij zoo mogelijk dat heerlijks bezorgen. Verder graag de 2 of 3 laatste ‘kronieken’ van Slau in de Nieuwe Arnh. Crt.Ga naar voetnoot3. Ik schreef er Darja om, maar kreeg geen syllabe antwoord. - Ik zag de Gids, met de nogal stupide opmerkingen van Pom over de verhalenbundel van Bijleveld; ik ga daarop antwoorden. Het cultiveeren van nationale, zelfs nationaal-pittoreske lulligheden lijkt mij nu niet zoo eervol als hem, zèlfs niet tot amusement van den buitenlander. Het gekokketeer met de oude garde brengt dien nog jongen man soms bepaald tot een vrij seniel gebazel. - Het stuk van JollesGa naar voetnoot4. ga ik nu eens lezen. Er stond een zeer mooi vers van Slau in, en één zeer mooi van MarsmanGa naar voetnoot5. (niet in het | |
[pagina 385]
| |
stuk van Jolles, maar in het Gids-ra.) Nu, hoû je goed en nogmaals dank. Een hand van steeds je E.
Marnix Gijsen is zeer boos ende verontwaardigd over de Cornet-vertaling van Vic. Hijzelf, Gijsen, heeft dit boekske langgeleden al vertaald, maar vond het eigenlijk zóó ijsbaarlijk-mooi, dat iedere vertaalgeste hem een soort verkrachting leek... En nu heeft Vic de Cornet-verkrachting aangedurfd! ja, je hebt vreemde akkefietjes in de literatuur, dat valt niet te ontkennen. De Cornet mag nog blij zijn dat hij niet in mijn handen is gevallen; ik had hem met onbewogen gemoed à la Gilles de Retz geëventreerd, onthalsd en de oogen ingedrukt. - Bovendien deed de heer Gijsen beter met zelf minder stomme kritiekjes te schrijven (getuige zijn verhandeling destijds over Slauerhoff). Met Borel heb ik geprobeerd slaags te raken; n.l. ik heb nr de red. v/h Vaderl. geschreven dat ik hem beschouwde als een soort huisknecht. De hoofdredacteur heeft het gelezen en Borel ook, edoch hij zegde, ietwat benauwd: ‘U neemt het toch niet op?’ Ik zweer je dat het een held is. - Maar wij spreken elkaar tòch nog wel nader; hij zal aan mij een ‘kwaaie kopraal’ hebben, die pers-satraap voor oude dames met versleten endeldarm! |
|