Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd682. Aan G.H. 's-Gravesande, 6 januari 1931Brussel, 6 Jan. 1931. Zeer geachte heer 's Gravesande, Ingesloten een schrijven dat bestemd is voor de redactie van Het Vaderland.Ga naar voetnoot1. Opdat het niet direct in handen valle van den klier wien het in de eerste plaats aangaat, stuur ik het u, met verzoek het op de meest ‘vruchtbare’ wijze te laten circuleeren. U heeft mij indertijd gevraagd of ik op het kritiekje van BorelGa naar voetnoot2. wilde antwoorden en u zult u nog wel herinneren dat ik daartoe niet veel lust had; voor | |
[pagina 377]
| |
commentaar op mijn schrijven heeft men zich dus maar tot u te wenden. Ik vrees dat het wel niet zal worden afgedrukt, ondanks mijn p.s. aan de redactieGa naar voetnoot3.; maar indien de klier in kwestie het met mijn meening ten deze oneens mocht zijn, is er misschien nog wel een ander middel om elkaar, ook publiekelijk, hierover te verstaan? Met vriendelijke groeten en dank voor uw bemiddeling, steeds gaarne de uwe, EduPerron
Mijne Heeren, Eerst heden verneem ik, dat in uw courant het volgende anonieme stukje voorkomt, naar aanleiding van mijn artikel over Slauerhoff in De Vrije Bladen: ‘In de Decemberafl. zingt E. du Perron in een gesprek met een denkbeeldigen mijnheer den lof van J. Slauerhoff en buit dit gesprek uit om een paar critici, die zijn, du Perrons eigen verzen niet erg mooi hebben gevonden, voor prullen uit te maken.’ Ik hoop dat deze psychologische trouvaille niet afkomstig is van den heer Borel, een der ‘uitgemaakte’ critici; ik zou mij verplicht zien hem te zeggen: 1e. dat ik nog steeds rondloop met het onaangename gevoel dat hij mijn verzen niet geheel heeft afgekeurd (maar enfin, de Douairière, ofschoon geen ‘oud wijf met een door lupus ingevreten gezicht’, is óók een persoon op leeftijd; 2e. dat ik waarlijk geen bijkomstigheden noodig had voor de vlugschets die ik, en passant, van zijn persoonlijkheid maakte. In ieder geval signaleerde ik u het anonieme poenigheidje hierboven, als - qua procédé, woordkeus en karakterkennis - het typeerend getuigenis van een huisknecht. Mais on fait ce qu'on peut, dat is waar... Met beleefde groeten, hoogachtend, (w.g.) E. DU PERRON. |
|