Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd596. Aan H. Mayer: Brussel, 1 oktober 1930Brussel, Woensdagavond. Beste Henri, Mijn vrouw en ik zenden je vele bedanken voor jouw bedanken... Zoo kunnen we nog een tijdje voortgaan. Kom gauw maar weer eens in Brussel, met Wynandius bijv., als diè zich daartoe aangordt. Véél dank verder voor Moll en Roxana.Ga naar voetnoot1. Dit is heusch een trouvaille! De Engelschen moesten meer van die uitvindinkjes hebben. Neem jij het boek niet? En wàt een geluk zou het zijn als je me nu ook nog een groote Eline kon bezorgen!!! Probeer ook nog maar eens met Frank Rozelaar, apart dus. In Amsterdam is die misschien nog wel te vinden. Hooft heb ik doorgekeken en benuttigd (voor mijn bloemlezing, die steeds volmaakter wordt!) Nu weet ik al niet meer wat ermee te doen. Wil jij hem hebben misschien? of vind-je mijn oude bloemlezing (Dinger uitgever) ook al veel mooier? - Ik kan het werkje misschien nog wel wat aanhouden voor de voetnoten.... | |
[pagina 285]
| |
Je scheerkwast wil ik gaarne als gedachtenis annexeeren; vooral waar de mijne kaal begint te worden. Of kom je hem spoedig halen? Nu, houd me niet tè lang in spanning over Eline, en ontvang mijn zegen! Dank, dank, dank. Je Eddy
P.S. - Kan je mij het prospectus van die N. en Z. Nederl. Verhalen van Bijleveld bezorgen? Die moet verrukkelijk zijn. VERGEET DIT NIETGa naar voetnoot2. Ook Harriette WilsonGa naar voetnoot3. is zeer genietbaar. Hierachter nog 2 specimina van erotische vinding, voor den bundel, dien ik toch spoedig denk te laten drukken (als ik het geld er maar voor had!) en die wschl. heeten zal: Kloof tegen Cylinder.Ga naar voetnoot4. (Dat lijkt me nogal een serieuze titel.) Hieronder de vaerzen. I
Het paradoxale vrouwtje. ‘Want sjut is sjut, en sjut mot stinken!’
zei onze koning Willem III;
en waarlijk, daar is niemand die
op zulk een Waarheid niet zou klinken.
Maar gij, mevrouwtjelief, jongleert
met deze muurvaste begrippen:
Gij draagt uw sjut geparfumeerd
en blaast de sjutwalm van uw lippen.
| |
[pagina 286]
| |
II
OP EEN KINDERTRUTJE Verlokkend kaasje, diep gespleten
door een die 't heiligste bederft...
Of heeft de tong u zoo gekerfd,
van een die u niet durfdë eten?
Maar neen, met uw gezicht geschonden
lacht gij ons toe, zóó breed en vet:
Gij zijt gebarsten van de pret,
om hem die u niet heeft verslonden!
|
|