Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd566. Aan V.E. van Vriesland: Brussel, 11 augustus 1930Brussel, Maandag. Beste Vic, Ik heb er - zelfs na den verkregen ‘afstand’ - het land over in dat ik je dien middag dus op me heb laten wachten; ik heb er nog wel alles voor gedaan om je tijdig te bereiken.Ga naar voetnoot* Maar après tout is het je eigen schuld, want hierbij een stukje enveloppe van den brief waarin je mij dat rendez-vous gaf en dien ik, na terugkeer uit Scheveningen, | |
[pagina 248]
| |
bij Willink vond, mèt het telegram dat mij zoo hals over kop terugriep. Een volgende keer zoek ik je zeker op; trouwens, ik heb het alleen uitgesteld omdat ik eerst niet zeker wist waar je woonde en omdat ik bovendien dacht zelf nog een heelen tijd in Holland te blijven. Er was zelfs sprake van dat ik een tijdje naar Bergen zou gaan, dan weer wat in Amsterdam terugkomen, etc. Maar alles is tegengevallen, behalve het verblijf bij Slau, die zich in deze omstandigheden werkelijk als een voortreffelijk kameraad heeft leeren kennen.Ga naar voetnoot1. Nu ben ik weer ‘geïnstalleerd’, is alles weer zoowat ‘gearrangeerd’ - en ben ik er au fond, hoewel rustiger, niet bizonder tevredener om. We zijn lastige schepsels van den Papa van den Here Jezes! Soit.... Met jou gaat het dus ook allesbehalve schitterend en van binnen en buiten wschl. oneindig beroerder dan met mij. Ik wou dat ik iets voor je kon doen, en mocht dat misschien zoo zijn, schroom dan niet het mij precies te zeggen. - Hoe iemand uitsluitend van zijn pen kan leven, in Holland, is mij een raadsel. Wel las ik eenige stukken van je in de N.R.C. (over Daan Boens, God van Collem, een Vlaamsche juffrouw De Lannoy, meen ik, en last not least een buitengewoon goed stuk over Theun de Vries). Je bent werkelijk de éénige persoonlijkheid, lijkt mij, in dat consciencieus-literaire blad, en daarom gaat het mij eigenlijk aan het hart, je afgedrukt te zien naast den voorzichtigen en ‘politischen’ Houwink, den wauwelenden A.v.W. (wie is dat?)Ga naar voetnoot2., den Olympischen magister Hopman en den abjecten kontlikker Premsela. (Deze laatste heeft een ‘Open Brief’ van mij te goed,Ga naar voetnoot3. met complimenten over de vele heerlijke ontdekkingen die hij doet in de Fr. literatuur; wat zal die man een correspondentie hebben met al de ‘chers collègues’ die hij in ons land aan den man moet brengen! ik word onpasselijk als ik er aan denk. Zijn tong moet, als bij geroutineerde lesbiennes, met minstens een decimeter zijn verlengd.) Het beste met De Verloren ZoonGa naar voetnoot4.; moge hij voor stampvolle zalen gaan en jou een berstensvolle buidel bezorgen;je verdient dat meer | |
[pagina 249]
| |
dan bijna ieder ander. Laat het ms. van Reinald dan maar liggen (de kwestie is dat 1o. Bouws het wou lezen; 2o dat ik er 2 paragrafen bij wou schrijven, maar dat kan later ook) - wil je alleen Coenen eind van de maand aan zijn belofte herinneren, want hij is geweldig onverschillig en mij bovendien niet welgezind, zooals uit zijn zure scheet over Nutteloos VerzetGa naar voetnoot5. blijken moet, denk ik. Nu, beste kerel, tot nader! Een ferme poot van steeds je Ed. Ga naar voetnoot6. Met mijn tegenwoordige omstandigheden kan ik er vooreerst niet aan denken Br. uit te geven. Maar we kómen er op terug! |
|