549. Aan C. van Wessem: Amsterdam, 27 juni 1930
Amsterdam, Vrijdagavond.
Beste Constant,
Ik heb je briefkaart ontvangen en daarna je vrouw ontmoet, hier in Amsterdam, die mij vriendelijk te logeeren vroeg. Toch ben ik verplicht dit af te zeggen. Het spijt mij bizonder, want ik zou op zichzelf graag eenige dagen bij je in Hilversum geweest zijn, maar ik verkeer in omstandigheden die mij alle gezelschapsleven tot een kwelling maken en ben dus ook voor anderen geen gezelschap. Ik ga morgen naar Scheveningen en kom dan zoo spoedig mogelijk nog even hier terug om mijn koffer op te halen - daarna ga ik ervandoor, Dieu sait où; waar het goedkoop en doodstil is. Ik denk, Belgische Ardennen of zoo.
Neem me dus niet kwalijk dat ik dezen keer niet op je vriendelijke invitatie kon ingaan - we doen later alles nog wel over - en geloof me, met hartelijke groeten, je
EdP.
Excuseer me bij je vrouw.