Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
nog één ding van jou uitgooien: de ‘inleiding’ tot het verliefde verhaal; je weet wel; het ding dat aan die verwoede neukpartij voorafgaat. Ik wou dat gedeelte zuiver verhalend houden en vind ook die voortdurende kreten tot zelfophitsing: ‘klink op, mijn prachtig werk!’ en zoo, verdomd vervelend. Bovendien is dit sonnet niet slecht, maar zwaar. Van mijn eigen keuze heb ik nog 4 of 5 sonnetten, waar jij vraagteekens bij gezet hebt, geschrapt. En nu wou ik alles maar meteen bij den drukker brengen; voor de afbetaling kan ik me nog wel met hem verstaan. Het wordt alles bij elkaar 124 blzn. denk ik. Wil je er nog een noot bij? waarvoor eigenlijk? - Zend me ook een titelblad, keurig door jou opgesteld: ‘Brahman door Adwaita’ - of door J.A. Dèr Mouw - of door allebei - en dan b.v.: ‘Een keuze uit den gelijknamigen bundel, samengesteld door de leden der Adwaita-Club (ik denk aan: Stendhal-Club) in dertig exemplaren.’ Of zooiets. Zeg jij het maar. En dan achterin, bijwijze van colophon, die ‘notice’? Maar.... krijg ik ook niet een serie ongepubliceerde sonnetten? Ik dacht dat je die erbij wou doen? In dat geval moet ik tòch wachten, of kan ik b.v. alleen de eerste helft (± 64 blzn.) aan den drukker geven. - Schrijf me hier dus nog over. En als die sonnetten er bij komen - wat natuurlijk de waarde van den bundel aanmerkelijk zou vergrooten - op welke plaats moeten zij dan erin? - Ik bedenk daar ook: de ‘notice’ moet in den stijl van een mystificatieGa naar voetnoot*: d.w.z. daarin zou je moeten verantwoorden hoe die nieuwe sonnetten erin kwamen. Jij bent dus de aangewezen persoon om die blz. of blzn. te schrijven, aangezien ik niets van de zeden en gewoonten des dichters Adwaita (Tweeheidloos) afweet....
***
Wat de kritieken betreft, ik heb er nu vele van gelezen en zou je wel een gedetailleerde lijst kunnen opgeven van welke ik prefereer en welke niet - maar dit lijkt mij een verkeerd standpunt. Je zult zelf wel het beste weten wat in het ensemble hoort en wat niet. De hoofdzaak is immers altijd de geest die uit het ensemble spreekt, en ook daar waar ik het niet met je eens ben, kan ik dien geest waar- | |
[pagina 199]
| |
deeren, zoodat ik er niet ver van af ben om je te raden àlles op te nemen. De chronologische orde lijkt mij altijd de beste. Ieder steentje draagt verder bij tot het ‘gebouw van je geest’ - dus... De enkele dingen die werkelijk wat minder zijn, of verjaard of zoo, zal je er zelf wel even goed weten uit te pikken - neen, beter, dan ik. Wat doet het er b.v. toe of jij Permys aanvalt voor René MaranGa naar voetnoot2.? De aanval op zichzelf, als manifestatie tegen het Permys-soort is immers alles - en als zoodanig zou ik dit stuk zeker niet willen missen, ook al zou Batouala nog méér vergeten zijn dan het is. Ik zal dus alles uitlezen om op latere vragen van je te kunnen antwoorden - of je nog een kladje zenden met appreciaties? - maar de hoofdzaak is dat ik je wèl aanraad het ensemble te publiceeren (hoe eerder hoe liever).Ga naar voetnoot3. Voilà. Tot nader. Een hand van je E. |
|