Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd513. Aan V.E. van Vriesland: Gistoux, 3 mei 1930Gistoux, Zaterdagmorgen. Beste Vic, Gisteren het pak gekregen, waarvoor dank. Ook voor de ‘soep’ (zijnde limericks vóórin Voorw. Uitzicht: ik die het vel achterin had willen laten binden!) ik doe misschien het beste met op den 2en druk te wachten.... De verzen gelezen. Ik moet je ditmaal gelijk geven. Je hebt blijkbaar verdòmd goed overwogen waarom je ze niet bij de andere wilde hebben. Afgescheiden van alle artistieke waarde, zouden ze schaden aan het Van Vriesland-beeld dat door den bundel gevormd wordt. Je hebt eig. ook alles gezegd toen je zei dat je ze te veel ‘poète | |
[pagina 194]
| |
décadent’ vond; dit slaat zoowel op het wat al te ijle en symbolischverfijnde van de Chansons d'Iseult als op de roode strepen in de lucht als bloed op een slagersschort en op den man die met zelf gewette mes zichzelf slacht (wat mij aan den heer Iwan Gilkin deed denken, die om Baudelaire te overtroeven schreef: ‘je me plonge en hurlant le scalpel dans le coeur!’ - bij gebrek aan modellen). Alles er uit laten. Wat ik wèl mooi vind zijn de 2 terzinen van Et. Cor meum in te pacificare; maar de kwatrijnen zijn gewrongen en gekunsteld, overprecieus: ‘que pour que, triste, moi’. ‘Le vulgus’ gaat niet: in het Fransch wordt dat: ‘le vulgaire’. - Als je de kwatrijnen kon omwerken (er misschien ook terzinen van maken?) - maar vooral ze veel eenvoudiger maken, dan zou je dit eene gedicht misschien wel kunnen houden. Geef het dan meteen een anderen titel; om niet in tegenspraak te komen met de bibliografie van den eersten druk. Iets anders is het poëtisch proza dat je me zond. Ik zou dat zeker uitgeven: er staan prachtige stukken bij - met die ‘Nerval’-sfeer (tusschen dood en waanzin), die mij zoo treft; als iemand die zuiver weet te geven. Je hebt het dikwijls in deze blzn. bereikt, vooral in de serie Exaltatiën, maar ook in de andere 2 stukken. Is het niet iets om aan Stols te geven voor de ‘Luchtkasteelen’?Ga naar voetnoot1. inplaats van de poëzie (die dan later nog wel komt: hors série)? Ik raad het je sterk aan, en zend je daarom gelijk hiermee de verzen en dit proza terug, opdat je het even na kunt kijken en misschien hier en daar veranderen. De vertaling van Verlaine moet er natuurlijk uit, en ik weet niet of je ook niet beter zou doen met dat kwatrijn uit La Buveuse d'Absinthe te schrappen. Verder in datzelfde stuk, blz.6.: ik ranselde haar (inpl. van: ik sloeg en ranselde) - of beter nog: ik geeselde haar. De sterretjes zou ik ook supprimeeren; gewoon een regel wit openlaten. Zou je ook niet aan alle hoofdstukken - of paragrafen - titels geven? dat geeft ook meer ‘importantie’ aan den bundel. En dan alles noemen: Exaltatiën b.v.; ook wat nu Aanteekeningen in Proza heet; en van De Fluitspeler gewoon een hoofdstuk maken; - le tout en ordre chronologique. (Ook die data zou ik wegdoen. Alles hoort heel goed bij elkaar.) en van het Nawoord, dat ik zéér goed vind, een voorwoord maken - of een hfdst. met denzelfden titel die het nu voert - achterin den geheelen bundel. Ik zou er niet lang mee wachten, maar de kopij persklaar maken en Stols sturen met een briefje of hij dit niet wil inpl.v. de poëzie die er nog niet is. Ik ben bijna zeker dat hij het aan- | |
[pagina 195]
| |
neemt en zal hem er van mijn kant over spreken. - Doe het! Over de kritieken later. Daar begin ik straks aan, maar dat is een grootere kluif. Over Brahman het volgende. Ik beschouw de bloemlezing rustig als gemaaktGa naar voetnoot2. en geef eerstdaags een blz. of 32 aan den drukker. Iedere maand drukt hij dan een vel of twee (in 30 exx.), die ik hier thuis aanhoud, tot ik alles compleet heb en dan gaan ze naar een brocheur en kan een van ons een notice schrijvenGa naar voetnoot* - en kunnen we bespreken wie voor een ex. in aanmerking komt. De titel kan ook later worden afgedrukt. Ik hoop toch niet dat je wilt: Keuze uit Brahman? Dat zou ik erg leelijk vinden. Bedenk eens iets beters. - Ik wou het eerste vers dat je hebt aangestreept niet opnemen: (blz. 6.) ‘'k Maak in gedachten vaak een bedevaart’: 1o. is het een zwakke voorpost van die mooie serie achterin, waarin deze zelfde scène zooveel beter beschreven wordt. 2o. is het een slecht begin van den bundel. Dus ik begin met het 2e vers door jou aangestreept, (blz. 7): ‘IJverig in schachten van natuur en taal’. Ga je ermee accoord? - Overigens voorloopig geen bezwaren van mijn kant; als die zich voordoen - en progressant - houd ik je ervan op de hoogte. Voorloopig geef ik dus 2 vel druks af, met - op deze eene uitzondering na - alles van jou en mij. Er staat één vraagteeken van je: bij het vers van blz. 39: ‘'t Is nacht. 'k Zit op de hei’ - maar dat wou ik grààg behouden, - dat ‘sterrelicht, dat tikkelend door fijne gaatjes lekt’ vind ik zeer mooi en ook de rest wel geslaagd als ‘harmonie met het universum’. - Verderop zal ik altijd nog behoorlijk met je vraagteekens rekening houden. Tot nader dan. Met hartelijke groeten, je Ed.
P.S. - Willink gaat morgenavond uit Antwerpen naar Amsterdam terug (na hier 4 dagen geweest te zijn) en zal je zelf over de teekening spreken. |
|