Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
452. Aan V.E. van Vriesland: Amsterdam, 15 maart 1930Amsterdam, Zaterdag. Beste V.V.V., Ik ben niet naar Friesland gegaan omdat ik ook een soort griep heb opgeloopen: ‘catarrh van de luchtpijpen’, noemt de behandelende geneesheer van mijn moeder het geval. Ik zal wschl. 2 of 3 dagen de kamer houden en dan even naar Brussel gaan, voor een nogal dringende zaak, maar als je niets meer van mij hoort, blijft het van mijn kant afgesproken voor Vrijdagavond, half 9, in den Amerikaan. Het boek van Maud RostGa naar voetnoot1. heeft mij gezelschap gehouden; niet tot mijn onverdeeld genoegen, moet ik bekennen, ofschoon het de schuld kan zijn van mijn catarrh. Zoo ziet je nu een ‘intellectueele vrouw’ en zoo brengt ze je op papier. Wees nu eens zooiets van een wezen apart en word dan door een intellectueele vrouw zonder eenige weifeling en alsof het vanzelf sprak binnengewerkt in een onvervalschte Hollandsche roman. Het begint met: ‘Het was een vroege voorjaarsdag toen Paul Gérard’, enz. en het eindigt met: ‘Het begon zachtjes te regenen’. (Begrijp jij waarom daaronder staat: ‘Parijs 1927’?) Die Thusa, die Paul, die Lex, die Enno, die Pietro, die Eric, die Frans... Vind je niet dat ik, zonder je te kennen, met de trieste historie van Gideon, Else en TulaGa naar voetnoot2., dit boekwerk overbodig heb gemaakt? Zou je heusch niet serieus de mogelijkheden overwegen van naar Jeruzalem te gaan? (ik zeg niet: de ònmogelijkheden.) Brahman heeft mijn stijgende belangstelling. Je moet werkelijk probeeren daar een nieuwe uitgave van te bezorgen, in één deelGa naar voetnoot3.; met een mooi portret van Der Mouw voorin, bijv. - en waarom niet een pittige inleiding. Je lezing van over 3 weken zou je daarvoor misschien nog van nut kunnen zijn. Hier is weer een figuur die veel te ‘verdoken’ is in de Nederlandsche literatuur, en die over 100 jaar blijken zal èn frisscher en representatiever te zijn voor zijn tijd, dan Verwey of Boutens. Voor zijn tijd, en niet voor de literaire mode van | |
[pagina 113]
| |
zijn tijd, waar hij werkelijk nièts mee te maken heeft, wil mij voorkomen. Je moet me nog eens wat anders van - en over - hem laten lezen. Tot ziens. Zie je griep met kwik en al kwijt te raken en geloof me, met hartelijke groeten van ledikant tot ledikant, van harte je EdP.
Ik heb zooeven met den dokter hier over je kwik-ongeval gesproken. Het was volgens hem geheel ongevaarlijk; de Chineezen schijnen groote knikkers kwik te slikken als zij met syph behept zijn. |
|