Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd342. Aan J. van Nijlen: Gistoux, 11 oktober 1929Gistoux, Vrijdag. Beste Jan, Jany zit hier nu al een tijdje, Slauerhoff is snel opgedaagd en weer verzwonden, we zijn 2 × in Brussel geweest, maar beide keeren vóór den avond teruggekeerd, d.w.z. Jany heeft een paar haastige bezoeken bij Jan gebracht - na wat langere bij Eef - zoodat op een derde bezoek bij hem gerekend wordt. Deze week of begin volgende week zal dat dus nog wel gebeuren. Ik van mijn kant wou het dan wel zoo schikken dat Jany meteen jou en ook Hellens ziet, maar dit alles is niet zoo erg eenvoudig. Zooals je misschien weet, wil hij 's middags altijd een tukje doen, en als mijn moeder naar Br. meegaat (zooals de laatste keer) dan beschikken wij niet voldoende over de auto... Bref, als we weer gaan, zal ik zien het zoo in te pikken dat we even bij je op kantoor verschijnen - mocht dit niet goed uitkomen, dat we elkaar dan toch ergens treffen, in het Taverne Royale bijv. - Ik zal Jan Gr. tijdig van hieruit opbellen; want Jany zou je natuurlijk graag zien. Ik zend je gelijk hiermee de laatste roman van den heer CocteauGa naar voetnoot1.; | |
[pagina 421]
| |
door Jany bizonder gewaardeerd (begrijp je zooiets?) - door mij veel minder - ofschoon er toch veel goeds in zit. Tot ziens. Steeds je Ed.
Over L'OrdreGa naar voetnoot2. ben ik het geheel met je eens. Er was van Gilbert veel meer te maken, na het 1e deel! |
|