Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd331. Ingezonden brief in Den Gulden Winckel, oktober 1929; geschreven september 1929Geachte Redactie, Mijn dank voor de toezending van 's heeren Brunclair's verbolgenheid in proza,Ga naar voetnoot1. dewelke ik, beleefdheidshalve, tot ongeveer de helft heb doorgekeken. Maar het was mij uit vorige experimenten bekend dat de heer Br., wanneer hij géén Van Ostaijensche verzen schrijft, zich alleen geven kan zooals hij is-d.w.z. in het beste geval: waar hij zich opblaast-als een opgeblazen nul. Het is mij een geruststelling geweest te zien dat welke dan ook de traditiën mogen zijn | |
[pagina 411]
| |
der Nederlandsche poëzie-de heer Br. aan déze traditie althans getrouw is gebleven. Met beleefde groeten, uw dienstw. E. DU PERRON. |
|