Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd327. Aan J. van Nijlen: Gistoux, 28 augustus 1929Gistoux, Woensdag. Beste Jan, Veel dank voor de Maynard, waar ik bizonder blij mee ben-edoch, ik heb het gevoel je dat boekske te hebben afgetroggeld en je zult me dus veroorloven je althans een gewone Garnier terug te geven. Ook zóó blijf ik verre je schuldenaar. Ja, een papier met zwarten rand leerde mij gisteren dat K.v.d.W. dood is.Ga naar voetnoot1. Hij heeft er lang over gedaan. Ik kan er niets aan doen, maar gisteren, toen dat papier kwam met die lange sleep van families en onderfamilies er op die mij dat overlijden kwamen mededeelen: ‘melden u met innige droefheid’, toen heb ik à la Léautaud, maar toch volkomen vanzelf, een kleine lachbui gehad. En dan die impressionante rij van titels, waarvan sommige mij van héél diep opgedolven lijken te zijn. Was V.d.W. bijgeval ook niet directeur van de leestrommel van Zwijnaarde of zoo? Hoe veel liever had men voor dat alles gelezen: Dichter, desnoods gevolgd door, tusschen haakjes: ‘bij Gods genade’. Enfin, de rest gaat de kranten aan. Tot spoedig ziens en steeds je Ed.
Ik schreef plotseling achter elkaar: een vertaling van Barnabooth's opdracht aan Gerthie HanskerGa naar voetnoot2. Qournal, blz. 337), twee gedichten in octosyllaben en een sonnet.Ga naar voetnoot3. Het fraais hoop ik spoedig aan je ken- | |
[pagina 409]
| |
nersoog te mogen onderwerpen. Mijn moeder is inderdaad zeer blij met haar bundel. Ze zegt dat ze jouw poëzie tenminste voelt; ze mag je trouwens bizonder graag, ook zonder dezelve. Groeten thuis!-Zijn de exx. naar Breuer terug? Het gekozen papier is er weer niet, maar er is een ander dat ook heel goed zal zijn. |
|