324. Aan J. van Nijlen: Gistoux, 22 augustus 1929
Gistoux, Donderdag.
Beste Jan,
Ik schreef je gisteren, na ontvangst van den bundel; ook Slauerhoff heeft je ‘eigenhandig’ willen bedanken; een brief van mijn moeder volgt. - Vanmorgen kwam jouw briefje doet precies wat je zelf wilt, en dit spreekt, vind ik, toch vanzelf? Wat dus de exx. voor Nijhoff betreft, stel dat er 5 of 6 overblijven, dan is dat ook goed. Met het ex. voor H. Mayer bestemd, zou je hem misschien willen schrijven om hem te vragen wat hij ervan zou denken om de overblijvende exx. van mij te koopen, en tegen welken prijs. Maar wacht vooral tot de goede omslagen zijn gearriveerd, want déze vind ik hoe langer hoe griezeliger. Eenige drukfouten (die Sl. je reeds aangaf) zouden ook, volgens mij, moeten worden verbeterd: zacht en onopgemerkt, met zwarten inkt en in den tekst (niet, als op een drukproef, met een zwaai naar de marge).
De rest werd gisteren besproken. Denk je nog te verschijnen? In ieder geval tot spoedig ziens, hoop ik.
Als steeds je
Ed.