Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd271. Aan N.A. Donkersloot: Brussel, 20 maart 1929Brussel, 20.3.29. Beste Donker, Ik ben zéér in mijn schik dat je de cahiers genietbaar vond, en dat niet alleen, maar dat je er zelfs zoo hartelijk over schreef! Ik was een beetje bang voor een ‘aesthetischen kant’ van je: mijn termen zijn zoo erg dikwijls die van een toespraak in een gesloten kamer. Zóó | |
[pagina 343]
| |
is alles voor het beste; en wat Coster betreft... Ik kreeg een weekje geleden een briefje van Slauerhoff (die weer even is komen opzetten); hij schreef mij o.a. - zoo tusschen de bedrijven door -: ‘Dat jaaroverzicht van Coster is toch de limiet! Ik geloof nu dat je qualificatie juist is. Als men de holl. literatuur serieus nam, zou men hem reeds moeten kielhalen, ontooren, enz. Nu maar blauw blauw laten’. - Ik weet van dat ‘jaaroverzicht’Ga naar voetnoot1. niets af! Jij? Ken je Slauerhoff? Ik zag hem ééns (nog altijd maar ééns: wij zijn elkaar minstens vier keer misgeloopen) - het is een allersympathiekste kerel: verwaarloosd, verward, spontaan, gevoelig en onverschillig tegelijk, half jongensachtig en half verloopen (Jany Holst zegt: ‘aan scherven’). Misschien maak ik mij ook een verkeerde voorstelling van hem; maar het is in ieder geval één van de weinige ‘Nederl. jongeren’ die ik persoonlijk beter zou willen kennen. Maar de man is ‘elusive as a shadow’. Hoe gaat het jou nu? Het moet een moeilijke zaak zijn voor je om daar in je ballingschap ook nog je brood te moeten verdienen. En dan met les-gevenGa naar voetnoot2.? Lessen in wat? Engelsch? Duitsch? Hollandsch? Je moet, als je in den zomer je ouders opzoekt, werkelijk eens probeeren twee dagen hier te komen. Als ik in Gistoux ben (er is sprake van het kasteel te verkoopen), zou je zelfs een paar dagen bij mij kunnen logeeren. Ik heb mijn moeder nog, mijn vader heeft twee jaar geleden zelfmoord gepleegd: een hopeloos geval van neurasthenie. Ik schrijf het je om je te doen zien dat het genre ‘familiedrama’ mij ook niet bespaard is gebleven. Of schreef ik het je reeds eerder? Maar wat bij jullie is gebeurd, is oneindig verschrikkelijker.Ga naar voetnoot3. Je ouders moeten er geheel van overstuur zijn; ik stel mij voor dat bij ouders altijd een basis is van ‘in hun kinderen te willen voortleven’. Zijn het vrome menschen? zijn ze oud, of betrekkelijk jong? Je bent de jongste van de zoons, zeg je, en uit ErtsGa naar voetnoot4. zie ik dat je zes- of zeven-entwintig moet zijn, twee of drie jaar jonger dan ik. Mijn ouders waren niet zoo erg jong meer toen ik geboren werd, ofschoon ik eenig kind | |
[pagina 344]
| |
ben; mijn vader was 37, mijn moeder 34, geloof ik. (Maar ik heb een halfbroer - van moeders kant - iemand die 12 jaar ouder is dan ik en die ontzettend veel geld verdient in de thee, sedert ik weet niet hoeveel jaren.) Er is kans op dat ik naar Indië terugga, misschien niet dadelijk, maar toch te vroeg, naar mijn zin. Het hindert mij in het werken aan mijn roman; ik heb er nu weer in geen maanden aan gewerkt. Soms voel ik de literatuur als een soort strafwerk en scheid er dan onmiddellijk mee uit. Vertel me eens wat van je novelle.Ga naar voetnoot5. Maak je ook niet ongerust over de boeken die ik je zend; ik lees voortdurend, maar heb alleen behoefte aan een kleine bibliotheek van uitgelezen werken (c'est le cas de le dire); ik ben dus bepaald blij als ik weer een pakje kan wegdoen! Schrijf me ook eens als er iets is dat je bizonder graag lezen zou. Et voilà. Ik praat er maar een beetje op los; voor een beter contact zouden wij elkaar moeten kennen. Denk dus aan Brussel, en geloof me toch van harte je EdP. |
|