Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd268. Aan G. Burssens: Brussel, 17 maart 1929Beste Burssens, Ingesloten het stuk over Bruning-Kuyle terug. Het einde ontbreekt, maar dat kreeg ik zelf niet van je. - Dan vergat ik nog iets. Die aanhaling uit het stuk van Herreman: ‘Werd ons nog eens een kans gegeven, enz.’ staat in het nr. van D.G.W. dat ik jou meegaf, ik meen het December-nr.; in de bespreking van Erts. Wil je die zin er in opzoeken en precies citeren, d.w.z. mijn citaat wijzigen naar de tekst van H.?Ga naar voetnoot1. Dank bij voorbaat! en steeds je EdP. | |
[pagina 341]
| |
Je artikel komt daarjuist binnen. Van jouw kant heb je nu ook gezien dat de geciteerde passages feitelik voor jou onbruikbaar geworden zijn. Ik schrap ze dus en verander in je artikel het zinnetje waarin ‘recept’ staat, aldus:... ‘alleen zij die de van Ostaijen'se lyriek als een verzameling Schablonen benutten, zijn de schuldigen - die tevens de slachtoffers zijn.’ Zo lijkt het niet te zeer op een komplotje tussen ons beiden, maar meer op een samentreffen van gelijksoortige meningen. Trouwens, wij zijn waarlik de enigen niet! - Krishnamurti kan ik misschien ook nog in mijn artikel werken? we zullen zien. Zondag.
P.S. - Bij nadere beschouwing zend ik je de laatste bladzij van je artikel terug. Schrijf dat liever zelf over, misschien heb je ook lust er het een en ander aan toe te voegen. |
|