Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd110. Aan P. van Ostaijen: Brussel, 22 december 1927Brussel, 22.12.27. ('s avonds)
B.v.O. - Van het minder slechte weer profiterend ben ik zoeven uitgeweest en heb bij Breuer van alles en nog wat opgehaald; vandaar dit derde schrijven, vandaag.Ga naar voetnoot1. Mocht Blijstra je bevallen schrijf hem dan een ‘hartelik woordje’. Zijn adres is 53 Reinier Claessenstraat, Amsterdam. Zijn voorletter R., zooals ik je geloof ik reeds schreef (en o jee! het staat natuurlik ook op het boekGa naar voetnoot2.). Claude le Petit was een ongedurige jongen die op 17-jarige leeftijd een pastoor doodsloeg; natuurlik doet zich ook hier de vraag op of het niet uit een te groot verlangen naar GOD gebeurde; - en die overigens op 22- jarige leeftijd door de Jezuïeten is verbrand voor het schrijven van zijn satyrieke dichtbundel Le Bordel des Muses ou les Neuf Pucelles Putains. Het gedicht wat ik je hierbij zendGa naar voetnoot3. is onuitgegeven: Lachèvre | |
[pagina 176]
| |
heeft het in een revue voor 17e eeuwse dingen afgedrukt, maar apart van zijn overig werk, waarvan fragmenten verschenen Paris Ridicule (Doyon, La Connaissance, nog zeer onlangs), en moeiliker te vinden: Rome Ridicule en Madrid Ridicule. Bref, Le Petit was een soort Rimbaud als mens - een even grote vagebond ook - al had hij niet zoveel ‘genie’. - Ik eindig, na hierin werkelik het briefje van Dinger te hebben gesloten. Je EdP. |
|