Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd98. Aan A.C. Willink: Brussel, 3 december 1927Brussel, 3 Dec. '27. Beste Willink, Veel dank voor het overgeschreven oordeel des heeren Coenen.Ga naar voetnoot1. Ik kende het nog niet, en niemand had er mij van gesproken, je hebt dus de verassing in heel haar volledigheid op je geweten. - Ik zend je gelijk hiermee, in allen haast, 5 exx. Poging tot Afstand, 2 voor jou en Blijstra, de rest voor den teekenaar. Die kerels hebben natuurlijk toch lekker geen apart velletje voor de frontispiece genomen, maar hij is toch behoorlijk afgedrukt. Eerst waren ze zoo stom geweest het kwatrijn van KhayyamGa naar voetnoot2. op de achterzijde van de teekening zelf te drukken zoodat het dwars door de pram van de juffrouw kwam kijken. Ik heb ze dat over laten doen, vandaar de twee overblijfseltjes van de weggegooide blz. - De brief aan Blijstra kan je, vermoed ik, bij hem nog lezen; dat ik hem aan Blijstra schreef vond zijn oorzaak in het feit dat ik al een overvloedige correspondentie voor het tijdschrift voer en dat ik altijd denk: ‘die twee zijn wel één’ (geestelijk gesproken, natuurlijk). Trouwens, boozig was mijn brief geloof ik niet, ik had voornamelijk bezwaren tegen jouw sneers, niet omdat ik daar niet tegen kan, maar omdat ik in dit geval ze toch werkelijk niet heb verdiend. Ik doe sedert een tijdje mijn uiterste best om het zaakje zoo goed mogelijk in elkaar te krijgen (rekening houdende | |
[pagina 158]
| |
met bezwaren van Blijstra, van Van Ostaijen, en inspiraties van Dinger), en ik veronderstelde dat je alles wist, omdat Blijstra je op de hoogte had gehouden. Als dit niet het geval is, is het jouw schuld of die van Blijstra: jullie wonen niet zo ver van elkaar, en Blijstra, als Redactielid!! is toch zéker op de hoogte. Steek dus bij hem je licht op, dan bespaar je mij een vierde portie explicaties. Op dezelfde manier houdt Van Ostaijen zijn vriend Burssens op de hoogte. - Ik heb me vnl. vergist omdat je me schreef: ‘hij biedt mij... aan, tegen betaling’ - geef toe dat het voor twee uitleggingen vatbaar is! En verder neem je die Dinger veel te veel au sérieux (ik kan het niet genoeg zeggen). Au fond is RoelofszGa naar voetnoot3. misschien een veel gevaarlijker persoontje: hij heeft misschien net karakter genoeg om jullie gezamenlijke productie te bederven? Die grapjes zijn erg aardig, en van jou kan ik me voorstellen dat je er zeker plezier in vindt; maar bij Roelofsz - neem me niet kwalijk - lijkt het mij een manier om in jouw mantel verstopt óók in de kunst te komen. Let wel, ik zou dit niet denken als je me niet gezegd had dat hij zeer ernstig urenlang over de kunst kon ouwehoeren; - van iemand die zelf heelemaal geen ambities heeft zou het weer zeer verklaarbaar zijn - (iemand à la Pia); maar van iemand die ouder is dan jij, die meent nog eens een coup de génie te zullen uithalen, die met ideeën over kunst en schilderkunst opstaat en naar bed gaat en er voor vergeet zijn tanden te poetsen - halte-là! daar lijkt me zooiets verdacht. Maar ik kan me vergissen en eindig om je niet te doen gelooven dat ik tegenwoordig veel voel voor preeken. - Nogmaals dank voor de kritiek van Coenen en hartelijke groeten - ook aan Mies - van je EdP.
P.S. Die verdomde Pia, sedert-hij getrouwd is, zwijgt me volkomen dood en stuurt maar steeds niet die tekst van de 11.000 roeden. Maar aangezien hij NIETS zendt van wat ik hem vraag, is dit niet erg verontrustend.
P.P.S. Dinger heeft mij eens geschreven van een bundeltje, uit te geven, van jouw teekeningen. Stond daarover niets in zijn brief? Als ik mij goed herinner wilde hij zelfs een prijsvraag uitschrijven voor de begeleidende kwatrijnen. |
|