Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
60. Aan A.C. Willink: Menton, 16 december 1926Menton, 16-12-26. Beste Willink, Je beide brieven kwamen in mijn bezit. Ik ben nu sedert vier dagen in Menton, in het Hôtel Savoy et Saint-Georges. Mijn moeder heeft in Nice echter iets anders ontdekt dat haar meer aanstaat; dat wordt dus een ‘vast adres’, voor een maand of drie. Het is: Hotel Volnay, Jardin Albert Iier, Nice. Wij zijn er vanaf 22 December. Ik bedenk meteen dat jij ook spoedig weggaat. Waarheen? Naar een ander hotel in Parijs, of Parijs uit om er voorloopig niet terug te keeren? Ik heb je niets te vertellen. Het verblijf in Lugano werd bekort omdat het leven er ondanks alles, te duur werd; toen zijn we twee dagen in Genua geweest; nu zijn we hier en als gezegd, den 22en breken we weer op. Ik denk, als mijn familie zich een beetje geïnstalleerd voelt, alleen de reis te hervatten, al weet ik nog niet waarheen. Nu weet je in groote trekken wat gebeurd is en te gebeuren staat met me. En détails zijn er niet. In dit hotel heb ik een ontmoeting gehad. Terwijl ik aan een tafeltje achter een kop koffie zat, werd mijn oor verrukt door een plooibare vrouwestem en de verzorgde accentueering van ons beminde Hollandsch: - Mijnhéér!... Bent u een Hollander? (woordelijk). - Ik kijk op en zie een bejaarde dame, een van goeden huize, half over mij heen gebogen. - Ja, mevrouw, antwoord ik, ik ben een Hollander. - O!... - Waarom? vraag ik dan op de welwillendste manier. - Neen, omdat de ober mij zei dat hier een Hollander was. - Ja, ik ben een Hollander, mevrouw, ik kom uit Indië. - O!... Dag Mijnheer. - Dag mevrouw. Ik zend je vandaag een Fr. vertaling van Rilke: Les Cahiers de Malte Laurids Brigge, Het wordt algemeen gewaardeerd, geloof ikGa naar voetnoot1.; maar dit is de tweede keer dat ik het niet lezen kan. Jij bent meer aan de Duitsche atmosfeer gewoon dan ik; misschien weet de man je te overtuigen. Mij schijnt zijn sensibiliteit gewild; bijna anstellerig. Brigge, op zijn kamer in zijn cahiers schrijvend, over de menschen en de menschheid, schijnt mij te vergelijken bij een ras-onanist die over vrouwen zou schrijven. Maar misschien vergis ik mij; zeg jij mij maar eens wat je in den man ziet als je hem bestudeerd hebt. | |
[pagina 103]
| |
Mijn vertaling van Lunes en Papier vordert niet.Ga naar voetnoot2. Het is bizonder moeilijk werk trouwens, en ik ben niet voldoende erop uitgerust. Ik heb geen goede Nederl. - Fransche, noch een goede Nederlandsche dictionnaire, noch een Larousse. Misschien stel ik dat dus uit tot ik weer in België terugben (eind Maart misschien al). Nu beste Willink, tot nader. Als steeds Je EdP. |
|