Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
31. Aan R. Houwink: Brussel, 6 augustus 1925Brussel 6 aug. '25 Waarde Houwink, Hieronder een spoed-antwoord op je amicaal schrijven: Kom hier wanneer je wilt, je bent natuurlijk welkom. M'n adres weet je; alleen ben ik, moet ik erbij zeggen, in de wintermaanden nooit hier, tegen November vertrek ik meestal naar zonniger streken. Ik spoorde laatst voorbij Zeist; ik was ook een paar dagen te trecht, doch zoozeer in beslag genomen door onliteraire zaken van bijna pijnlijken aard dat ik je niet kon opzoeken. Daarbij wist ik niet of jouw examen-weeGa naar voetnoot1. geleden was. Wanneer de ontmoeting plaats heeft zal je zien dat ik niet heelemààl lijk op het portretje dat Max Jacob (in '22) van me krabbeldeGa naar voetnoot2.; trouwens, de niet-gelijkenis alleen mag m.i. een auteur (en dan een van mijn slag!) bewegen z'n konterfeitsel in een geschrift te plakken; jij zult dit wel met mij eens zijn: ik las in Holland zijnde ergens in een boekwinkel, d.i. in een onopengesneden ex., een stuk van Querido over jeGa naar voetnoot3. - ‘de wreede mond en uitgezakte kaak van Fénélon'! (de heer Q. lijkt op Barnum, wat zal hij er aan doen?) Hij zegt intusschen een paar goede dingen over je, o.a., als ik goed onthouden heb: ‘Hij is detaillist en wil syntheticus, lyricus en wil epicus zijn’. (Het tweede is m.i. meer waar dan het eerste; vooral lyrisch gezien lijken mij je uitingen synthetisch genoeg.) Maar 't grappigste was aan 't eind het soort compromis dat hij met jou en Marsman scheen te willen sluiten. Ik las dat opstel gaarne in zijn geheel en op mijn gemak; kan je 't me niet eens opsturen? je krijgt het spoedigst weerom. MS. trouvé dans une PocheGa naar voetnoot4. dateert van Juni '22. Ik woonde toen sedert een maand of drie in Parijs en was tot een soort razernij ge- | |
[pagina 70]
| |
dreven door een overmaat van - met veel te veel logika gelezen - moderne literatuur. Zoo ontstond een pamflet, opzettelijk in nog slechter Fransch geschreven dan mijn Fransch van dien tijd; het is in 500 ex. gedrukt geworden, maar de heele oplaag is verloren gegaan en ik heb er mij niet verder om bekommerd; op 't oogenblik bezit ik nog maar één exemplaar. - Ik kan je dit natuurlijk, wanneer je er op gesteld mocht zijn, toezenden; maar laat me je de lezing gerust afraden. Je kwam wschl. aan den titel door 't artikeltje waarin Casteels ons beiden besprakGa naar voetnoot5.? men heeft er wel andere dingen van gezegd. In Le Disque Vert (het blad van den door Slauerhoff zoo onmatig geroemden Franz Hellens) gaf men mij in overweging ‘de me faire mécanicien ou géomètre’Ga naar voetnoot6.; men kan het daar gemakkelijk mee eens zijn, dunkt me. Jammer dat ik geen Duitscher ben? Misschien. Voorloopig ben ik blij veel minder Vlaming te zijn als ik wel lijk! Denk je hier eens aan? En over dat neerkomen: wààr kan me niet bezighouden; òf is knellender, maar hangen, of zweven, heeft z'n goede zij (zooals helaas alles!); hoè, op je pooten is, voor 't minst genomen, goedkoop. Of ik je antipode ben? Waarom? Ik geloof er niets van. Het is zoo erg lastig bovendien om - vooral ‘werkelijk’ - de antipode van wie 't ook zij te zijn. Voor je besprekingGa naar voetnoot7. houd ik me begrijpelijkerwijs aanbevolen. Als je me weer eens schrijft, wil je me dan in een paar woorden vertellen welke plaats Chasalle in de Holl. letteren inneemt? Waarom geef je aan de △ niet een stuk over het nieuwe N. Nederl. prozaGa naar voetnoot8.? Waarom geef je ook vooràl niet een bloemlezing werkelijk ‘nieuwe geluiden’? En laat de heer Coster in dikgezwollen studies andere Dostojevski's onmogelijk maken, wat hem immers veel beter afgaat: - doode menschen die door zijn beduimeling géén infectie | |
[pagina 71]
| |
meer kunnen krijgen, of erger. - Waarde Houwink, tot nader en de hartelijke groeten. D.P. |
|