Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd27. Aan A.C. Willink: Brussel, 19 mei 1925Brux. 19 Mei. Beste Willink, Ik ontvang juist van Peeters je boekje terug, ook door hem gewogen en niet te licht bevonden. Hij waardeert het vnl. als ‘strijdboekje’Ga naar voetnoot1., ik om nog andere redenen. Weet je intusschen dat ook Bob, uit de door jou te recht minder geapprecieerde 1 tussen 5, je eenigszins is bijgebleven? Bob denkt telkens: ‘Ik ben niet van gisteren’; Albert: ‘Ik moet er nog eens over denken’. Soort eensgestemdheid. Maar overigens lijkt je stijl, en vooral je verdeeling van de materie (om het eens geleerd te zeggen) zoo weinig op mijn procédé's dat vmdl. niemand sporen van analogie tusschen ons zal ontdekken. Er is meer overeenkomst waarneembaar tusschen vele erkende persoonlijkheden. Het Weten komt langzaam is met al z'n onzekerheden, zonden tegen compositie-wetten en andere zijsprongen een opwekkend geschrift dat onze aandacht vermag te boeien. Ik ben benieuwd naar wat Van Ostaijen ervan zeggen zalGa naar voetnoot2.. Het verschijnt 1 November a.s.; je hebt dus allen tijd om over de event, illustratie na te denken. | |
[pagina 64]
| |
(Waarom geen houtsnede, of sneden?) Weet je dat je me nog altijd Bezette Stad zou zenden? please do. En als je tegen een boekje aandwaalt dat in de termen valt om in de △ besproken te worden, zend ongevraagd een aanteekening erover. Nu dag. Je DP. |
|