Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Het doode Muschje. O wee! de kat, de booze kat! ‘Ik doe ze dit! Ik doe ze dat! - Zoo ik ze kunnen krijgen had! - Terwijl ik aan de tafel zat En rustig boterhammen at, Heeft zij mijn jonge musch gevat! Het beestje kende mij zoo goed, Het was zoo aardig, zoo vol moed, Zoo mak, zoo vriendelijk, zoo zoet; Ik zelve had het opgevoed, Verzorgd, gekoesterd en behoed: Nu ligt het daar, verworgd, vol bloed!’ Mijn jongen lief, gij hebt verdriet; Maar zijt gij zelf wel de oorzaak niet Dat uwe musch het leven liet? Ge weet toch wat er dra geschiedt, Als onze kat een' vogel ziet En deze niet zeer spoedig vliedt. [pagina 69] [p. 69] Het diertje waar' nog onverlet Hadt gij wat beter opgelet, Of hem het vluchten niet belet: - Een' kap niet op het hoofd gezet, De vlerken niet gekort,... ik wed Het muschje had zich wel gered! Vorige Volgende