Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] De Muis. De muis, de muis, de kleine muis, Wat maakt zij toch voor een gedruis Geheele nachten in ons huis! Ze ritselt, ze hippelt, Ze kwispelt, ze trippelt, Ze knaagt, Ze zaagt, Ze haalt en draagt. Ze krabt, Ze schrabt, Ze kleutert, Ze peutert, Ze plukt wol tot een bolleken En rolt het op een rolleken, Recht naar heur holleken. Ze bijt lapjes en papierkens Tot kleine fijne zierkens En maakt daarvan een nestje klaar, Zoo zacht, alsof het zijde waar. Zóó, van den avond tot den morgen Is 't aardig dier aan 't zorgen, Aan 't hutselen, Aan 't futselen, Aan 't knabbelen, Aan 't krabbelen, Aan 't schikken, Aan 't flikken, [pagina 28] [p. 28] In alle hoeken Aan 't zoeken, Hier in slippende, Daar uit glippende, Ginds weg wippende.... En dan terug naar heur nest Want zij weet: Oost, West, Te huis best. In pluimen, wolle, pluk en pluis Slaapt de familie van de muis. De jongskens zijn nog o! zoo klein! De muize houdt ze warm en rein; Want onze kruimeldief Heeft ze zoo lief! Daar heeft de kat de muis geroken: Ze kijkt in 't hol, zeer diep, diep, diep. Maar knagelijntje blijft verstoken, En zegt van binnen: piep, piep, piep! Vorige Volgende