Dit zijn zonnestralen
(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
1.
De Winter komt
En gromt
En bromt;
- Gansch de natuur verstomt.
't Wordt alles stil
En kil
En schril
Voor zijnen ijzren wil:
Maar wij
Zijn blij
In ieder getij:
Helder, helder
Klinkt onze vroolijke lach,
Ha, ha, ha!
Ook bij 'nen Winterschen dag.
2.
De weide is kaal
En vaal
En schraal;
Weg is haar pracht en praal.
Weldra vergeet
Zij 't leed
En kleedt
Zich in het groen tapeet:
Zij kleurt
En fleurt,
Het bloemeken geurt
Minzaam, minzaam,
Als onze vroolijke lach,
Ha, ha, ha!
Nu, bij 'nen Winterschen dag.
| |
[pagina 19]
| |
3.
Zij ons gezang
Een klank
Van dank
Ook bij des Winters dwang!
Want vreugde en min
Is in
't Gezin
Waarlijk een zoet gewin:
Den haard
Omschaard
De stemmen gepaard,
Helder, helder
Klinke onze vroolijke lach,
Ha, ha, ha!
Ook bij 'nen Winterschen dag!
|
|