ren; hy begeerde tot de zaek, die hem by zynen vader geleidde, over te gaen, en verklaerde aldus:
- Vader, als ik tot u kwam was het niet om over huwelyksplannen te spreken, maer wel om u een voorstel betrekkelyk uwe handelszaken te doen. Ik verlang uwen handel, zoo als hy op den huidigen dag staet, met actif en passif over te nemen. Heden word ik meerderjarig; de voogdyraed moet zich vereenigen en wy zullen maer dadelyk alles by contrakt in regel brengen; gy zult het toezicht van het huis behouden en my in alles met uwe rype ondervinding behulpzaem wezen.
De geruïneerde koopman stond verslagen, en aenzag zynen zoon met verwondering.
- Maer, Willem, sprak hy eindelyk, weet gy wel in welken toestand myne zaken staen?
- Ik geloof ja, vader, hernam Willem.
- Weet gy wel, myn zoon, vervolgde de vader, dat ik hier op myne boeken een te kort van ruim honderd duizend franken aenstip?... en zoudet gy?...
- Ik zal alles uitbetalen, antwoordde Willem, om u van de schande te redden, te moeten bankroet gaen, en het huis van Schoer, dat sedert twee eeuwen onafgebroken volle vertrouwen in den handel verdiende, regt te houden.
- O myn zoon, gilde nu de vader, hoe zeer had ik my ten uwen opzichte bedrogen! Ik meende dat gy.... En Willem onderbrak:
- De handelszaken en de verkeering met vrienden, die er in den echten zin des woords ‘geene’ waren, hebben u al te druk bezig gehouden, vader, om my te leeren kennen; gy hebt nimmer acht op my kunnen geven; maer ik hoop, voortaen zullen wy betere vrienden wezen, voortaen zullen wy te samen over de belangen van het huis van Schoer beraedslagen.