Eene vrouw van ongeveer veertig jaren bood zich by Willem aen.
- Mynheer, sprak zy eenigzins verlegen, gy hebt my laten roepen, het is welligt omdat het waschgoed van verleden week er niet zoo rein als naer gewoonte uitzag, maer verschoon my, mynheer, ik kon het niet helpen, het slecht weder.....
- Neen, Marianna, onderbrak haer Willem op vriendelyken toon, daerom is het niet dat ik verlang u te spreken. Zet u, het is over andere zaken dat ik u eenige inlichtingen vragen wil.
Marianna, waerin de lezer reeds de vrouw erkent, die de meisjens Goents aen het werk hielp, voelde als een pak van haer hart by de verklaring van Willem: de verlegene waschvrouw had gevreesd's jongelings pratyk te verliezen omdat zy den laetsten keer zyne ondervesten niet zoo sneeuwwit had gewasschen als op andere keeren.
- Marianna, vervolgde nu Willem, toen de vrouw plaets had genomen, gy hebt vroeger nog in het voorgebergte Schaerbeek gewoond, gy moet daer vele menschen kennen?
- Ja wel, mynheer, snapte nu de waschvrouw op ligteren toon, ja, wel, ik ken daer geheele gebuerten.
- Gy zoudet my eenen dienst kunnen bewyzen zoo gy eenige inlichtingen wildet nemen nopens een huisgezin dat in de H..straet op een bovenkamertjen verblyft.
- Die straet, de H..straet ken ik op myn duimken, mynheer, betuigde Marianna, ik heb daer zelfs van myne goede kennissen woonen.
- Zoo, hervatte Willem, er moet daer eene familie huisvesten, bestaende uit een ouden vader en twee gezusters.