[Voorwoord]
Het kwam mij voor dat het, op onzen tijd van woelige streving naar maatschappelijk recht, niet ongepast zou wezen tooneelkundelijk, dat zegt, op de dadigste wijze, onder het oog onzer bevolking te brengen, welke oorzaken aanleiding tot werkstakingen geven en welke, onvermijdelijk, de gevolgen van zulke wanorders voor den arbeider moeten wezen.
Twee grondwaarden staan hier tegenover elkander: het werk en het kapitaal. Beider rechten zijn niet te ontkennen, beider bestaan is onafscheidbaar: het werk bevrucht het kapitaal, het kapitaal voedt het werk; zij moeten zich, noodzakelijkerwijze, vereenzelvigen; en, opdat het eene het andere niet verzwelge, hoeft er een evenwicht tusschen beide bevestigd te worden.
Dit vraagstuk doet zich aldus, met even veel bezwaar als belang, voor!
Ik heb er mij, met den besten ijver, op toegelegd om hetzelve met bedaardheid en zoo rijp een overleg te behandelen als men van een welmeenenden vriend des volks mag verwachten. Het hier aangeboden werk is aldus geen bloot op kunst doelend gewrocht, maar wel een werk van bepaalde maatschappelijke strekking.
Mochte ik in mijne poogingen geslaagd zijn!
E.V.D.
Brussel, 1870.