Critisch overzicht der nieuwe spelling
(1865)–Emmanuel van Driessche– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
XVTer voorkoming van eene gebrekkige uitspraak, schrijft men: heuglijk, ontzaglijk, onverdraaglijk, bijvoeglijk, enz., zonder ingeschoven e achter de e. ‘Vaak hoort men lezers, zegt de commissie, die met geweld in soortgelijke woorden de g wel degelijk als g willen doen klinken. Die uitspraak strijdt tegen den aard onzer taal.’ (bl. 61). - Hoe wil dan de commissie die g uitgesproken hebben? als eene k? Onmogelijk! Waar toch zou men den Nederlander vinden die heuklijk, ontzaklijk, enz., zal uitspreken? De Walen, ja, spreken zooGa naar voetnoot(1). Doch, hier is nog een veel gewichtiger grondbeginsel op het spel: Wat zal | |
[pagina 26]
| |
er, helaas, van onze taal geworden, indien men haar onmêdoogend van al hare welluidendheidsvormen berooft! Wij beroepen ons hier op al wie geene ezelsooren heeft, wat is zachter: heugelijk, bijvoegelijk, of kortweg heuglijk, bijvoeglijk? Die onzer schrijvers, welke met een fijn gehoor begaafd zijn, hebben zich tot den dag van heden door de juiste en allervoordeeligste toepassing van dit welluidendheidsmiddel onderscheiden. En wat zal de dichter doen om voortaan dergelijke woorden in eene bepaalde versmaat te brengen? Hij zal, door de behoefte zijner kunst zelve, gedwongen zijn van den regel der commisssie af te wijken; en de toonzetter zal onze taal voor de muziek minder geschikt vinden. |
|