om zich zoo goed mogelijk te kunnen verdedigen. Het gevolg was, dat de Zoeloe's in geen enkel lager vermochten door te dringen en dat hunne aanvallen met groote verliezen werden teruggeslagen. Het gevolg dezer overwinning aan de zijde der trekkers was, dat velen hunner landslieden, die zich tot nu toe niet bij hen hadden aangesloten, doch, al was dat dan ook met tegenzien, gebleven waren, waar zij zich bevonden, zich nu bij hen gingen voegen, zoodat tot aan het begin van December zich eene schare van zeker vierhonderd en vijftig welbereden en goed gewapende manschappen had verzameld.
Als aanvoerder dezer strijdmacht fungeerde een gewezen officier, die een grondige militaire opleiding had genoten. Men drong niet dan met de uiterste omzichtigheid voorwaarts en iederen nacht werd het lager met schanswerken en wachtposten omringd.
Eerst toen men de Umslataos-rivier bereikt had, ontwaarde Hans, die als éclaiteur voorop gereden was, de eerste sporen van het Zoeloe-leger, waarop hij natuurlijk dadelijk rechtsomkeer maakte en dit bericht aan zijn lager overbracht. Anders dan Uys, die overmoedig in het vijandige land was doorgedrongen en aan den tegenstander het voordeel van een volkomen nauwkeurige kennis van het land had overgelaten, volgde de nieuwe bevelhebber het plan den vijand tot den aanval te noodzaken. Gedurende den ganschen nacht werden maatregelen tot krachtige verdediging van het leger getroffen en met de meest gespannen aandacht werd de wacht gehouden; doch eerst bij het aanbreken van den dag verschenen de vijanden.
Die Zondag, de 16de December 1838, is een van de belangrijkste dagen in de geschiedenis der nieuwe Afrikaansche Staten geworden. Op dien dag heeft namelijk een strijd tusschen de geheele strijdmacht van Dingaan, die wel uit tien of twaalfduizend man bestond, en de vierhonderd en vijftig Boeren plaats gevonden. Trots de voortreffelijke wapens van de Hollanders, was bij zulk een twintigvoudige overmacht de uitslag van