Voorwoord
De ‘Spieghel der salicheit van Elckerlijc’ geldt als een juweel uit onze middeleeuwse letterkunde. Als ‘spel van sinne’ of ‘moraliteit’ werd het geschreven in de vijftiende eeuw, een tijd van geestelijke inzinking, waarin velen de wereld meer dienden dan God en zich verslingerden aan weelde en overdaad, terwijl daarnaast grote ellende over het mensdom kwam door epidemieën, die duizenden plotseling uit het leven wegsleepten. Zo hield de doodsgedachte tallozen bezig, waarbij de beweging der Moderne Devotie leiding gaf aan zelfbezinning. De vergankelijkheid van al het aardse drong zich scherp op. Te verwonderen was het dus niet, dat ook een auteur zich geroepen voelde om, door middel van het toneel in een vorm, die zich het best eigende voor de Rederijkerstijd - door allegorische figuren - de toeschouwers een spiegel over het slecht gebruik der aardse goederen ter vermaning voor te houden, om hen te redden van het eeuwig verderf. ‘Elckerlijc’ werd het model van een reeks ‘drama's van de stervende mens’.
Gewoonlijk noemt men als schrijver Petrus Diesthenius (Petrus van Diest), die wel geïdentificeerd is met zekeren Petrus Dorlandus (1454-1507), vicarius van de Karthuizers te Zeelhem bij Diest, een beroemd ascetisch auteur van latijnse verhandelingen, waarin hij, volgens Prof. Dr. J. van Mierlo, den besten kenner onzer middeleeuwse literatuur, nauwe geestverwantschap met Elckerlijc vertoont en motieven aanraakt, waarop ook het spel gebouwd is; in humanistische kringen kan hij gemakkelijk als Petrus Diesthenius bekend geweest zijn; hij heeft zeker ook in het Diets, de volkstaal, geschreven.
In 1536 is onze ‘Elckerlijc’ in het Latijn vertaald en uitgegeven als schooldrama onder de titel ‘Homulus Petri Diesthenii’ door Christiaen Sterck of Stercken, een Maastrichter onderwijsman, die zich als auteur Ischyrius noemde; zijn bewerking staat achter bij het origineel en heeft slechts als ‘schooldrama’ betekenis.
Thans heeft de heer H.A. Loontjens het aangedurfd een nieuwe bewerking te geven in het Maastrichts dialekt, gebaseerd op onze middeleeuwse tekst. Ze bleef vrij van pralende vormfranje en ademt de sfeer van naïeve vroomheid van het origineel. Zijn dialektische berijmde vertolking getuigt van begrip en aanvoeling van het middelnederlandse stuk. Het was geen gemakkelijke taak, die onze bekende dialektschrijver hiermee op zich nam, en ik betuig hem graag mijn lof voor de wijze, waarop hij zich van die taak kweet. Tevens spreek ik de hoop uit, dat men er toe besluiten kan, het aangrijpende spel, dat in onze eeuw door dilettanten en beroepsspelers nog herhaaldelijk met succes werd ten tonele gebracht, o.a. in het openlucht-theater te Valkenburg, door Verkade en Van Dalsum, ook in deze vorm op te voeren, nu een herleefde belangstelling voor het toneel zich overal openbaart. De dialektliteratuur van Maastricht is erdoor verrijkt met een kostbaar werk.
Dr. H.H. KNIPPENBERG