De bessen elfjes
(1944)–Nellie Donker– Auteursrecht onbekend
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
Als de meimaand weer in 't land is,
En de vlierboom bloeien gaat,
Als de mussen kwett'rend stoeien,
En het vinkje lustig slaat,
Als de kikkers vrolijk kwaken,
En de vlinders dart'len blij,
En de muggen zoemend dansen,
Dan is 't lente rondom mij.
Duizenden insecten komen,
Om te snoepen van het zoet,
Om te speuren naar de honing,
Maar al gauw weet ieder goed,
Dat geen honing is te vinden
Bij de mooie, oude vlier,
En ze roepen boos en nijdig:
‘Nu, bonjour, we gaan van hier’,
Dan gaan onze mieren snuffelen,
En die vinden nog wel wat,
Want aan ieder bladersteeltje
Zit een zoet en kleverig nat.
Van mijn mooie witte bloemen
Wordt wel kruidenthee bereid,
Die de mensen kan genezen
Van verkoudheid, koortsigheid.
Van het vlierhout, moet je weten,
'k Heb 't ten minste eens gehoord,
Maken jongens mooie fluitjes,
't Merg wordt er dan uitgeboord.
Jongens, wie van jullie allen,
Maakt voor mij zo'n mooie fluit?
'k Jubel dan mijn mooiste liedjes,
Op het vlierefluitje uit.
|
|