Dierbaar magazijn. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
(1995)–B.P.M. Dongelmans, F.P. van Oostrom, Peter van Zonneveld– Auteursrechtelijk beschermdDe bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
[pagina 111]
| |||||||||
Hans LuijtenOp 3 september 1859 schreef Frederik Muller vanuit Amsterdam aan Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis: ‘Dat Testament van Cats heb ik bij M. Nijhoff op diens M.S. veiling in April gekocht met alder andere stukken v. Cats voor ƒ400,- maar, ik heb ze weer (zeer goed) verkocht aan Jonkhr. de Jonge v. Ellemeet uit Middelburg. Dit kwam alles, Testament, Huishoudboek, plan v. Zorgvl. Ridder en Adeldiploma, brieven enz. uit den boedel der Gravin v. Bijlandt en was op een kasteel bij Breda sedert onheugelijke tijden bewaard door de dochter v. Cats, Anna [...].’Ga naar eindnoot1 Muller was niet de enige die belangrijke documenten en boeken van, over, of in verband met Jacob Cats (1577-1660) aan de Zeeuwse verzamelaar verkocht. De Jonge van Ellemeet begon aan zijn collectie catsiana als student en de periode waarin zij tot stand komt, nam op zijn minst 48 jaar in beslag. Aan het eind van zijn leven schonk hij de verzameling in haar geheel aan de Maatschappij. | |||||||||
De collectioneur en zijn verzamelingWillem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet werd op 5 mei 1811 geboren te 's-Gravenhage. Als enig kind van Marinus de Jonge en Maria van Outhoorn was hij reeds op zijn dertiende wees. Kort daarvoor maakte Pasquier de Jonge een miniatuurportret van hem. Ellemeet volgde het gymnasium in Voorschoten en liet zich in 1829 inschrijven als rechtenstudent te Utrecht, waar hij een luxueus leven leidde. Hij bezat een rijk gemeubileerd huis aan de Voorstraat, eigen rijtuigen, paarden en honden, en maakte reizen door Europa. Uit het eind van zijn studietijd dateert een portrettekening van Cornelis Kimmel waarop Ellemeet zelfbewust is weergegeven. In 1839 promoveerde hij en trouwde met zijn achternicht jonkvrouw Wilhelmina Cecilia Petronella de Jonge (1816-1879). Uit het huwelijk werden acht kinderen geboren. De Jonge van Ellemeet bekleedde verschillende bestuurlijke taken: hij was onder meer burgemeester van Oostkapelle (1841-1853), lid der Gedeputeerde Staten van Zeeland en van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Op 1 juli 1888 overleed hij te Oost-De Musea uit 1870 en 1887
| |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
kapelle in Huize Overduin. Het buiten met zijn prachtige tuin staat er nog steeds aan de Dunoweg.Ga naar eindnoot2 De 27-jarige student
De familie De Jonge behoort tot een oud Zeeuws geslacht, dat teruggaat tot de vijftiende eeuw. Het is denkbaar dat dit een van de drijfveren is geweest voor het zo geestdriftig verzamelen van werken en documenten die met de dichter en staatsman uit Zeeland te maken hebben. Maar ook de omstandigheid dat het gezin drie jaar op Zorgvliet - het huidige Catshuis - woonde, kan van invloed zijn geweest.Ga naar eindnoot3 Bovendien is er vanaf de jaren twintig sprake van een nationale opleving in de belangstelling voor Cats: er verschijnen nieuwe uitgaven, bloemlezingen en studies van diens werk, en Brouwershaven krijgt een groots standbeeld. Daar komt bij dat het verzamelen Ellemeet blijkbaar in het bloed zat. Naast de Cats-collectie bracht hij honderden aquarellen bijeen en stond hij bekend als kweker van zeldzame agaven.Ga naar eindnoot4 Twee keer, in 1870 en 1887, verscheen er een catalogus getiteld Museum Catsianum , die Ellemeet voor eigen rekening uitgaf. De boeken kwamen niet in de handel maar werden geschonken, nadat ze eigenhandig door de ‘directeur’ waren gesigneerd. Beijers gaf de eerste catalogus uit, Nijhoff de tweede, en in beide zijn de literaire werken, de documenten en (overige) rariora gesplitst. Een inhoudsopgave ontbrak in 1870, maar het boek was redelijk overzichtelijk opgebouwd: werken van Cats; geschriften waarin werk van hem voorkomt; boeken of geschriften die op hem betrekking hebben; handschriften, diploma's en andere documenten tot aan zijn overlijden; afschriften van octrooien; De Jonge van Ellemeet op twaalf-jarige leeftijd
stukken over de boedel en de verdeling onder de erfgenamen; en portefeuilles met tekeningen van en naar de illustraties in Cats' werken. Aan het eind volgden een opsomming van de aankopen nadat de catalogus was gedrukt, enkele aantekeningen en een overzicht van alle opgenomen boekuitgaven. De tweede catalogus, nu met inhoudsopgave, volgde de bovenstaande opzet. De portefeuilles werden echter uitgebreid met kaarten, medailles en curiosa, één afdeling bevat inmiddels alle tekeningen en in een aparte afdeling kreeg de correspondentie rondom het Museum een plaats.Ga naar eindnoot5 Ellemeet blijkt maar weinig te hebben weggegooid. Naast de vele brieven en kaartjes geven de overgeleverde rekeningen van de boeken evenals die rondom de eerste catalogus een goed inzicht in de contacten en de bestedingen. Alleen al in 1870 werd bij antiquariaat Beijers voor ƒ907,61 besteld. De rekening voor de vierhonderd exemplaren van het Museum ontving de opdrachtgever enkele weken daarna. Het totaal bedroeg ƒ1087,95 waarbij het papier de grootste onkostenpost vormde: de 22 riem papier kostte ƒ440,-; het drukken, inclusief voor- en nawerk: ƒ376,-.Ga naar eindnoot6 De uitgave, op ‘best English toned paper’, was dan ook royaal opgezet. Ellemeet stuurde genummerde exemplaren naar verschillende personen en instanties. Hoogwaardigheidsbekleders, boekhandelaren, literatoren, vrienden en bibliothecarissen waren, zoals velen lieten weten, aangenaam verrast door de gift. Ook leesgezelschappen en maatschappijen zoals Arti, Tot Nut van 't Algemeen, Felix Meritis, het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap en de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, ontvingen een | |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
exemplaar.Ga naar eindnoot7 Zij die niet hadden gereageerd kregen later een briefkaart ter controle, zodat menigeen zich alsnog geroepen voelde te bedanken voor het geschenk. Sommige excuses werden, om een extra beroep te doen op begrip voor de omissie, gemaakt op rouwpapier. Het Twaalfde Taal- en Letterkundig Congres van de Maatschappij, waarvan Ellemeet voorzitter was, werd in de zomer van 1872 te Middelburg gehouden. Zo'n honderd vooraanstaande deelnemers aan het congres kregen een uitnodiging zijn landgoed Overduin te bezoeken en ook daar werden catalogi uitgedeeld.Ga naar eindnoot8 De meeste complimenten in de reacties betroffen de kennis, oordeelkundigheid en vlijt van de verzamelaar. Tevens waren er waarderende woorden voor de moeite, tijd en niet te vergeten het geld dat hij er voor over had gehad; zijn professionele en ruimhartige opstelling maakte hem tot voorbeeld voor anderen. Na enige tijd kwamen reacties los in kronieken en tijdschriften waarin bezitters van catsiana verslag deden van de varianten in hun eigen exemplaren.Ga naar eindnoot9 Uit de lijst van aankopen die werd toegevoegd nadat de catalogus was gedrukt, valt op te maken dat Ellemeets verzameldrift niet bepaald afnam. In De Navorscher van februari 1872 somde hij nog eens het ‘aanzienlijk cijfer nieuwe bijdragen’ op dat hem tussen 1870 en 1872 was ‘toegevloeid’.Ga naar eindnoot10 Hij kocht zoveel mogelijk beschikbare edities, vertalingen (in het Duits, Frans, Engels en Deens) en afwijkende exemplaren van dezelfde druk, waardoor het Museum boekhistorisch waardevol materiaal bevat. Er is van de octavo-editie Al de werken van Jacob Cats bijvoorbeeld een exemplaar op zwaar en één op gewoon papier.Ga naar eindnoot11 Het ene heeft een omslag in rood, het andere in paars, met in het midden van het voorplat een reliëf-medaillon van het portret van Cats en profil. Op de rug van de beide fraaie bandjes staat een verguld portret van Cats, gebaseerd op de prent die naar het standbeeld in Brouwershaven is gemaakt.Ga naar eindnoot12 We weten dat deze uitgave vanaf maart 1870 in tien maandelijkse afleveringen (à ƒ0,15) werd verkocht, doordat het omslag van de eerste aflevering voorin is ingeplakt.Ga naar eindnoot13 Rekening van antiquariaat Beijers; 1 januari 1871
Het is lastig te achterhalen wat na de publikatie van de eerste catalogus aan boeken is verworven, omdat de beschrijvingen daarin vaak summier en onvolledig zijn. Ik schat dat het aantal werken van Cats zelf met een kwart is uitgebreid. Vooral werken uit de kring rondom Cats (met daarin gelegenheidspoëzie van hem) en vele recente studies werden nog aangekocht; daarnaast werd er beslag gelegd op enkele nieuwe documenten en brieven. Tot op het het laatst van zijn leven bleef Ellemeet kopen. Op de valreep verwierf hij de monumentale eerste druk van Alle de wercken uit 1655.Ga naar eindnoot14 | |||||||||
De documentenHet grootste gedeelte van de documenten heeft betrekking op het wel en wee van de erfgenamen van Cats, tot ver in de achttiende eeuw. Het gaat vooral om notariële stukken: processtukken, | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
extracten van resoluties, koopsommen, contracten en uittreksels van pachten. Dit deel van de verzameling werd in 1869 nagenoeg geheel uit de collectie-Risseeuw verworven. Op de aard en het belang van enkele stukken ging J.G. Frederiks kort na Ellemeets dood in. Hij beklemtoonde de genealogische en cultuurhistorische waarde van de nalatenschap, reconstrueerde hoe de zaken verliepen rondom de aandelen en opbrengsten in de Engelse bedijkingen en inpolderingen, en gaf enkele correcties.Ga naar eindnoot15 Ook bracht hij het diploma ter sprake waarmee Cats door Karel i te Westminster in het ridderschap was verheven. De met Carolus rex ondertekende adelsbrief (gedateerd 26 januari 1627) is voorzien van een imposant waszegel. Wat verder opvalt is dat de omlijsting, versierd met dieren en planten, nooit is ingekleurd. Dat is wel het geval met de oorkonde waarin Cats' wapen op 1 februari 1629 officieel werd bezegeld.Ga naar eindnoot16 Jacob Cats, Al de werken, ca. 1870
Onder de documenten bevindt zich verder het geruchtmakende testament van Cats waaruit men kan opmaken dat hij als miljonair is gestorven, evenals het tot de verbeelding sprekende keukenboekje uit 1651. Ellemeet dacht dat het van Cats zelf was, maar Frederiks toonde al aan dat het de administratie bevat van het huishouden toen Cats als gezant in Engeland zat. Deze geldelijke verantwoording van Cats' beheer werd bijgehouden door Willem en Catharina Havius. Het geeft een Jacob Cats werd in 1627 door Karel i in de
ridderschap verheven
verrassende kijk op wat voor soort produkten werd aangeschaft, de gangbare prijzen en alledaagse gebruiken in het midden van de zeventiende eeuw.Ga naar eindnoot17 Op de hier afgebeelde pagina, die van 7 maart, is rechtsonder te lezen:
Ellemeets waardeoordeel over de roerende brieven die Cats' dochters Anna en Elisabeth naar hun vader in Londen stuurden, voorzag Frederiks eveneens van commentaar. Ellemeet vond namelijk het briefje van Anna ‘nog beneden hetgeen een tienjarig kind uit den boerenstand ten platten lande, thans zou leveren’, waarop Frederiks sneerde: ‘Over Anna's stijl en spelling had de verzamelaar het volkomenste recht om verontwaardigd te zijn, maar of de jonkvrouwen van Overduin op twaalfjarige leeftijd konden wedijveren met Lisabeth Cats is nog zoo heel zeker niet.’Ga naar eindnoot18 | |||||||||
[pagina 115]
| |||||||||
De boeken, tekeningen en prentenEllemeet heeft vanzelfsprekend weinig systematisch kunnen zoeken en verzamelen, waardoor het overzicht niet helemaal compleet is. Een betrouwbare, descriptief-analytische bibliografie mag van hem ook niet worden verwacht. Trouwens, aan de gecompliceerde drukgeschiedenis van Cats' werken heeft zich tot op heden niemand gewaagd. Ondanks de onvolledigheid zal de Leidse verzameling hiervoor hoe dan ook het pièce de resistance vormen.Ga naar eindnoot19 De meest uiteenlopende edities van de verschillende uitgaven werden immers verzameld: van polyglottische, dure eerste drukken tot uitgaven die voor steeds grotere bevolkingsgroepen toegankelijk en betaalbaar waren: citaatloos, met alleen de Nederlandse teksten en in onmiskenbaar goedkope uitvoering. Het gaat om edities met variaties in formaat, papier, typografie,Cats' huishoudboekje uit 1651, p. 10-11
Cats' wapen werd in februari 1629 officieel bezegeld
illustraties et cetera, waardoor er op den duur voor elk wat wils was, voor de maatschappelijke bovenlaag en voor de sociaal lager geplaatsten.Ga naar eindnoot20 Ellemeet kreeg in oktober 1864 een - in zijn woorden onschatbaar en ‘allermerkwaardigst’ - exemplaar van de Spiegel vanden ouden ende nieuwen tijdt ('s-Gravenhage 1632) ten geschenke van de hoogleraar Johannes van Vloten.Ga naar eindnoot21 Hij vond het een ‘sieraad mijner verzameling’. Van Vloten verhaalt dat hij het boek begin 1861 bij Kemink & Zn. te Utrecht ‘voor weinige stuivers meester’ werd. Het zag er onooglijk uit. Het boek had waterschade, de perkamenten band was half vergaan en er stonden veel handschriftelijke aantekeningen in. Had men er wat beter naar gekeken ‘men zou alras de hand van den beschryver herkend, en er die van Cats zelf in gevonden hebben [...]. Het is het exemplaar, dat den | |||||||||
[pagina 116]
| |||||||||
Door Cats geannoteerd exemplaar van de eerste druk van zijn Spiegel uit 1632
De herziene tweede druk van de Spiegel met de
doorgevoerde wijzigingen
dichter gestrekt heeft, om er de bijvoegselen en veranderingen voor latere drukken in aan te geven, van welke in die drukken echter slechts gedeeltelijk gebruik is gemaakt.’Ga naar eindnoot22 Dit exemplaar is werkelijk een uitermate belangrijke bron waaraan men kan zien hoe Cats werkte. Het bevat enerzijds correcties voor de tweede editie die nog hetzelfde jaar bij Isaac Burchoorn zon verschijnen en lijkt anderzijds als notitieboek voor vele nieuw gevonden citaten te hebben gediend. Cats noteerde (voor eigen gebruik) citaten uit de klassieke en Franse literatuur, met naar het zich laat aanzien Ronsard als favoriet. Er zijn nieuwe Nederlandstalige motto's, stilistische ingrepen en enkele aangepaste bronvermeldingen van - vooral antieke - verwijzingen. Het boek wacht nog altijd, hopelijk niet te lang, op een nauwkeurig onderzoek. Uniek zijn voorts enkele ingekleurde werken. Hoogtepunt vormt een convoluut van enkele werken van Cats die zijn ‘Affgeset Door M.F.H. vander Ley. Ao 1641’. Hieronder zijn de bundels Proteus ofte minne-beelden verandert in sinne-beelden . Rotterdam 1627, met een openingsembleem over een doorgehakte aal, en Self-stryt . Middelburg 1625, met zijn dramatisch-verhalende titelprent. De kleuren zijn opmerkelijk fris gebleven. In 's Werelts begin, midden, eynde, besloten in den trou-ringh, met den proefsteen van den selven . Dordrecht 1637, is de inkleuring iets minder spectaculair, hoewel de illustratie bij het ‘Verschil tusschen de Liefde en de Dood’ alleszins geslaagd is. Cupido staat er met zijn fakkel in stelling tegenover de Dood, die een schedel vasthoudt.Ga naar eindnoot23 De bibliotheek van Cats moet uiteen zijn gevallen, zoals is op te maken uit een paar summiere, testamentaire, aanwijzingen. De meeste boeken werden verdeeld tussen de vijf zonen van | |||||||||
[pagina 117]
| |||||||||
‘de Heer en Vrouwe (Anna) van Waernhout, - den Heer van Slingelandt, Baljouw van Suijthollandt, en Jacob Havius, elk naar zijne keuze’. De verzameling bevat verder vele voortekeningen van Adriaen van de Venne, Cats' vaste illustrator. Meer dan eens wijken die ontwerptekeningen (in details) af van de prent, zoals onder meer te zien is op die voor het tweede embleem in de Maechden-plicht . Op de uiteindelijke gravure verdwijnt de vliegende minnegod boven de fuik, hier gebruikt als zinnebeeld voor het huwelijk; eenmaal erin kun je er niet meer uit, dus trouw niet te overhaast, zo luidt de toepassing.Ga naar eindnoot24 Ook zijn er enkele losse prenten, waaronder het sprekende portret van Cats door Pieter Dubordieu dat later opgenomen zou worden in sommige exemplaren Alle de wercken .Ga naar eindnoot25 De serie gezichten op Zorgvliet bevat onder andere een gravure ‘Een der schoonste gesigten van 't vermaarde perk van Sorgvliet’, onderdeel van het noordwestelijk deel: zij is van Johannes vande Avelen en Nicolaas Visscher. Een van de drie in het Museum aanwezige reeksen is ingekleurd.Ga naar eindnoot26 | |||||||||
De herkomst en de tipgeversIn de Algemeene konst- en letterbode van 21 mei 1841 gaf D. Groebe een beschrijving van zijn Cats-verzameling. Zij was afkomstig uit de boekerij van T.B. Groebe, boekhandelaar te Amsterdam. Op Groebes overzicht kwamen reacties en aanvullingen, en drie afleveringen later pleitte G. Lauts voor een completere en betere bibliografie.Ga naar eindnoot27 Binnen dit klimaat van toenemende belangstelling is Ellemeet begonnen met collectioneren. Hij is het die de boeken van Groebe verwerft en van deze aankoop van veertig werken en werkjes van Cats moet een beslissende stimulans zijn uitgegaan. Hier ligt de basis van het Museum.Ga naar eindnoot28 Van een groot deel van de boeken, documenten en tekeningen blijft het de vraag hoe en wanneer het in Ellemeets bezit is gekomen. De eerste catalogus bevat soms wel aanduidingen als: ‘uit de collectie van’ en ‘gekocht op de veiling van’, maar er zijn veel gevallen waarbij geen vermelding van de herkomst wordt genoemd. Af te leiden is dat naast de Groebe-verwerving deEmbleemprent 1 in J. Cats, Proteus, Rotterdam
1627
Titelprent van J. Cats, Self-stryt,
Middelburg 1625
| |||||||||
[pagina 118]
| |||||||||
Prent op p. 709 in J. Cats, 's Werelts begin,
Dordrecht 1637
volgende aankopen van groot belang zijn geweest: die van J.E. Risseeuw te Oostburg, verkoping in 1869;Ga naar eindnoot29 die van A.G.A. Ridder van Rappard op 13 november 1869, geveild bij Beijers;Ga naar eindnoot30 en de collectie-J. Meulman, verkocht door F. Muller en M. Nijhoff op 22-27 november 1869 te Amsterdam.Ga naar eindnoot31 1869 was dus een topjaar. Gekocht werd verder bij Weddepohl en op de veilingen van onder meer Van Doorn, Van Stockum & Zn., De Vries en Schepper. Ellemeet noemt enkele van zijn informanten en leveranciers, met name ‘Den kundigen, en zóó bij uitstek humanen en belanglozen boekhandelaar Johannes Muller Senior’, F. Muller en W.J. Mees (Amsterdam), Nijhoff en Jacob (Den Haag), Beijers (Utrecht), Moone (Delft), Vyt (Gend), Vis Blokhuijzen (Rotterdam), Landtsheer en Van Benthem & Jutting (Middelburg), evenals Eekhoff (Leeuwarden). Andere behulpzame tipgevers komen naar voren in de brieven die naar Oostkapelle werden gestuurd. Een erg belangrijke informant was A.J. Bakhuizen. Muller en Beijers brachten herhaaldelijk adviezen uit en gaven door wat er op welke aucties werd aangeboden.Ga naar eindnoot32 Vooral Beijers betoonde zich jarenlang gedienstig. Voordat hij in 1872 zijn nieuwe catalogus rondstuurde, kreeg Ellemeet de eerste keus - de catsianaGegraveerd portret van Cats door M. Natalis naar P.
Dubordieu
waren alle op voorhand aangemerkt.Ga naar eindnoot33 Ongehoord rijk was het aanbod destijds. Negen jaar eerder had Beijers maar liefst 27 werken van Cats in de aanbieding (de verkoop was op 27 oktober | |||||||||
[pagina 119]
| |||||||||
1863). Ellemeet maakte aantekeningen en noteerde prijzen in zijn exemplaar voor ‘eigen gebruik’. Keer op keer bevestigt de nalatenschap dat de Utrechtse veilinghouder woord hield toen hij op 16 december 1872 schreef: ‘Ik blijf steeds een oog houden op al wat naar Cats riekt.’Ga naar eindnoot34 | |||||||||
De commentaar van Ellemeet in de catalogusEen groot voordeel is dat de meeste manuscripten zijn afgeschreven of dat pogingen zijn ondernomen. Soms staat er een opgave van de inhoud of een samenvatting. Het afschrijven gebeurde voornamelijk door Ellemeet zelf, deels door zijn zonen en deels door H.M. Kesteloo, secretaris en ontvanger van de gemeente Domburg.Ga naar eindnoot35 Op sommige plaatsen in de catalogus klinkt de stem van de verzamelaar op. Treffend karakteriseerde hij bijvoorbeeld Cats' bitse brief aan zijn nicht Jacobina als ‘onmalsch’ en noemde hij een van de liederen in een verzamelhandschrift ‘vrij équivoque’.Ga naar eindnoot36 Bij de boeken ging zijn aandacht vooral uit naar de prenten en hunHet tweede embleem in J. Cats, Maechden-plicht, Middelburg 1618
Gekleurde voortekening van A. van de Venne voor het embleem
‘Infectum petitur’
makers, de kwaliteit van het papier en afwijkingen in de paginering. Enkele boeken werden summier gecollationeerd en verscheidene kregen de aanduiding ‘zeldzaam’ of ‘zeer zeldzaam’, maar een goed overzicht van de uniciteit van bepaalde uitgaven kon hij niet altijd hebben. Een enkele keer liet hij zich gaan en merkte hij euforisch op ‘Prachtexemplaar’, noemde het opheffen van een reeks ‘Groot Jammer!’, beoordeelde afbeeldingen als ‘afzigtelijk’, ‘zeer slecht geslaagd’ of ‘koddig’, en moest bemerken dat een editie van de Trouwring uit 1806 op ‘keukenpapier’ was gedrukt: ‘In één woord eene allerslordigste schooluitgave’. Niet alles wat in de catalogus staat, is nog aanwezig. François Schillemans' prent van de Nationale Synode te Dordrecht die werd gedrukt op ‘ligt gele zijde’ is inmiddels zoek. Cats schreef op deze Synode een gedicht en Ellemeet liet zich naar aanleiding hiervan, bij uitzondering, een ondubbelzinnige opvatting over zijn eigen starre tijd ontvallen: Aldus zong en jammerde de man, ruim twee eeuwen geleden, dien men noch van ongeloof, noch van | |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
modernisme, zal verdenken. Inderdaad, wie op Walcheren bijna een halve eeuw woont, zal met mij instemmen, dat ware Cats heden weder op Munnikenhof, bij Grijpskerken, woonachtig, hij den geest van leerstellige godsdienstzin, zonder Christelijke godsvrucht, uit zijn' tijd zou terugvinden. Op Walcheren, waar, gelijk een predikant te Genève mij vroeger eens zeide, toen ik hem den toestand onzer Kerk, trachtte af te schilderen, ‘on paraît être plus Calviniste que Calvin lui-même’.Ga naar eindnoot37 Brief van J.R. Thorbecke, 17 augustus 1870
| |||||||||
Varietas delectatWat direct opvalt aan de verzameling is haar diversiteit. Wanneer men door het museum wandelt, openbaart zich niet alleen zijn rijkdom, maar dienen zich ook aardige details aan. Behalve de reeds genoemde bonte verzameling documenten en boeken is er het eikehouten wapen van Cats, afkomstig van de kerkbank te Groede (in Zeeuws-Vlaanderen). Een replica van dit wapen is nog altijd te zien op de kerkbank van de familieJ. van de Avelen, ‘Het noordwestelijk deel van
Sorghvliet’
in de Nederlands Hervormde Kerk te Groede, waar Cats in 1616 kerkmeester was geworden.Ga naar eindnoot38 Ook andere opmerkelijke details zijn er te vinden. Beijers liet weten dat hij voor de catalogus zo graag het nieuwe Elsevier-lettertype zou willen gebruikenGa naar eindnoot39; Christiaan Kramm, de ontwerper van de gedenksteen van Cats, schreef op 24 september 1870: ‘Later heb ik als iets curieus gevonden dat op Zorgvliet, de buiten luiken der kruisramen aan de binnen zijde met zinne-beelden in het graauw (Camaieux) door A. van de Venne beschilderd waren’;Ga naar eindnoot40 en het blijkt dat Ellemeet boeken, waaronder natuurlijk van Cats, naar de bibliotheek in Bloemfontein stuurde, ten behoeve van de ‘Hollandsche boeren in den Oranjevrijstaat’.Ga naar eindnoot41 De catalogus heeft ook lexicografisch een enkel spoor nagelaten. De tweede uitgave van het Museum diende namelijk als bron voor de makers van het Woordenboek der Nederlandsche taal .Ga naar eindnoot42 In 1887 vindt men in het boek (nog steeds) geen enkele toelichting, kennelijk omdat het niet in de handel kwam.Ga naar eindnoot43 Wel is bij wijze van voorwoord, en niet zonder trots, een korte brief van Thorbecke afgedrukt. De staatsman citeerde in een lovende reactie | |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
Het bericht over de overdracht van het Museum in De Nederlandsche spectator van 1887
Horatius' Ode iii, 30 om de onsterfelijke waarde van de verzameling uit te drukken: hij noemde haar een monumentum aere perennius, een gebouw duurzamer dan brons. De oorspronkelijke brief uit 1870 is zorgvuldig bewaard gebleven. | |||||||||
De overdrachtOver de overdracht van de collectie wordt voor het eerst bericht in De Nederlandsche spectator . Tijdens de jaarvergadering van 16 juni 1887 zegt Ellemeet dat hij na ‘rijpe overwegingen’ het, aldus de notulist, ‘schoone geheel, dat hem zoo na aan het hart ligt’ aan de Maatschappij wil aanbieden. De voorzitter bedankt daarop de edele en edelmoedige gever ‘in de warmste bewoordingen’.Ga naar eindnoot44 In het daarop volgende nummer drukt het blad een illustratie af, gemaakt door Johan Michael Schmidt Crans. Te zien is hoe Ellemeet een met torens gekroonde maagd de hand schudt. Zij zal, gelet op het onderschrift waar ze als ‘Letterkunde’ sprekend wordt ingevoerd, de gepersonifieerde Maatschappij voorstellen. Op haar kleed staat het wapen van de stad Leiden. Dankbaar neemt zij de schenking in ontvangst.Ga naar eindnoot45 Hoofd en kleding van de schenker, inclusief het speldje op de revers, is gemodelleerd naar een portretfoto op latere leeftijd.Ga naar eindnoot46 De plechtige overdracht werd verricht op 5 november 1887. De Spectator bericht: ‘Aandoenlijk was het te zien hoe de grijze verzamelaar en schenker van deze eenige collectie, als voor het laatst, terwijl zij noch zijn eigendom waren, die fraai gebonden boekdeelen, of die opmerkelijke handschriften enz. ter hand nam en de bizonderheden er van aan de aanwezenden verklaarde.’Ga naar eindnoot47
Tussen 1850 en 1860 is De Jonge van Ellemeet de rijkste man van Zeeland. De jaren daarna staat hij op de tweede en vierde plaats.Ga naar eindnoot48 Vanwege zijn financiële armslag kon hij veeleisend zijn en de kostbare verzameling weerspiegelt dit. Zij bevat tevens onschatbare informatie over het leven en werk van Cats, en is daarmee boek-, | |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
Jhr. Mr. W.C.M. de Jonge van Ellemeet 1811-1888
cultuur- en literairhistorisch van groot belang. Daarnaast vormt zij een mooi voorbeeld van verzamelen op een specifiek gebied in de tweede helft van de negentiende eeuw, van de wijze waarop met het beschikbare materiaal werd omgegaan en hoe dit werd gewaardeerd. Joan Roëll prees op 26 oktober 1887 de tweede uitgave van het Museum Catsianum en daarmee de verzameling van de Zeeuwse aristocraat met weidse, maar ware woorden. Niet ten onrechte noemde hij haar een ‘Pracht en pronkstuk van het Nederlandsch Maecenaat’.Ga naar eindnoot49 |
|