Dierbaar magazijn. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
(1995)–B.P.M. Dongelmans, F.P. van Oostrom, Peter van Zonneveld– Auteursrechtelijk beschermdDe bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
[pagina 67]
| |||||||
Nop MaasIedere vereniging heeft een of meer mensen nodig die hun ziel en zaligheid leggen in het opknappen van de tijdrovende maar volstrekt onontbeerlijke administratieve werkzaamheden. De Maatschappij bezat zo'n duizendpoot in de persoon van J.T. Bodel Nijenhuis (1797-1872). Meer dan twintig jaar nam hij het secretariaat waar. Daarnaast publiceerde hij levensberichten en droeg hij bij aan de Werken van de Maatschappij. Hij stelde ledenlijsten samen en een register op de levensberichten en hij had een werkzaam aandeel in de totstandkoming van de catalogi van de bibliotheek. Bij deze laatste werkzaamheid kon hij steunen op zijn langjarige ervaring als firmant van de Leidse boekhandelsfirma Luchtmans. Daar leerde hij het maken van catalogi. Daar deed hij ook de handigheid op die hem tot op hoge leeftijd in staat stelde ‘zwaar gevulde portefeuilles van 't grootste formaat van de bovenste plank uit de kast te trekken en dan op zijn hoofd te laten balanceeren, terwijl hij de trapladder afdaalde’. Bodel was een verzamelaar in hart en nieren. Zijn hele huis stouwde hij vol met portretten, historieplaten, plaatsbeschrijvingen en kaarten. Hij kon zich nauwelijks wenden of keren, maar wist feilloos de weg te vinden in zijn verzameling. Een deel van deze verzameling vermaakte hij aan de Leidse universiteit, een ander deel werd geveild. Een kleine, specifieke verzameling liet Bodel na aan de Maatschappij, namelijk die van de portretten van haar leden. De handgeschreven catalogus telt 864 nummers. De verzameling omvat litho's, silhouetten, houtsneden. Enkele malen betreft het niet een portret maar de afbeelding van een grafmonument. Van sommige leden - Bilderdijk en Feith bijvoorbeeld - is er een hele reeks afbeeldingen aanwezig. Bij de collectie portretten hoort ook een map met snippers papier waarop Bodel Nijenhuis in zijn minuscule handschrift aantekeningen maakte. Hij noteerde onder andere gegevens over de gelijkenis van een portret en verwijzingen naar plaatsen waar een ontbrekend portret te vinden was. Zo citeerde hij bij het hierbij afgedrukte portret van A.R. Falck uit een brief van de geportretteerde van november 1842: Zoo is eene lithographie in de wereld gekomen, op welke ik het voorregt heb, om mij te vertoonen, zoo als ik tans ben, i.e. niet alleen zes of zeven jaren ouder dan toen ik voor Kruseman zat, maar ook de kenteekenen dragende van de ongesteldheid [podagra], die mij nu al maanden lang drukt en God weet, hoelang nog drukken zal, indien de faculteit niet met gelukkiger invallen begunstigd wordt dan tot dus verre. A.R. Falck
In 1861 kreeg Bodel Nijenhuis na zijn 22-jarig secretariaat een zilveren inktkoker aangeboden en in 1867, bij de viering van het eeuwfeest, werd hij benoemd tot erelid. Misschien uit dankbaarheid daarvoor schonk Bodel toen de portrettenverzameling aan de Maatschappij. Maar als een echte verzamelaar bepaalde hij wél dat de schenking pas geëffectueerd zou worden bij zijn overlijden.
Het eeuwfeest zou de Maatschappij nog in het bezit brengen van een andere collectie afbeeldingen van haar leden. Op 21 mei 1866 bevatte de beschrijvingsbrief voor de jubileumvergadering van 21 juni het verzoek aan de leden om een fotografisch portret op te sturen, voorzien van handtekening en geboortedatum. C.H.D. Buys Ballot reageerde nogal sceptisch op het plan. Hij stuurde zijn portret met de boodschap dat ervaringen bij een soortgelijk project van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap uitwezen dat ‘men’ er niet in voldoende mate aan meedeed. Aanvankelijk leek Buys Ballot gelijk te krijgen. Op 7 juni 1866 | |||||||
[pagina 68]
| |||||||
J.T. Bodel Nijenhuis
J.A. Alberdingk Thijm
hadden pas veertien van de 440 leden hun portret ingeleverd. Op 1 oktober 1866 was dit getal aangegroeid tot 53. Waarschijnlijk is het initiatief gered door de cholera. Omdat deze ziekte in Leiden rondwaarde, moest het bestuur besluiten de eeuwfeestvergadering uit te stellen tot het volgende jaar. In de beschrijvingsbrief voor de vergadering van 1867 werd de oproep herhaald en niet zonder resultaat. Uiteindelijk kon de bibliothecaris van de Maatschappij zo'n tweehonderd foto's laten inlijsten en opbergen in vijf fraaie dozen. Eén inzender, J.A. Alberdingk Thijm, volstond niet met handtekening en geboortedatum, maar schreef ook een versje op de achterkant van zijn foto: Men wil mijn aanschijn ook, bij 't heir van
menschenbeelden,
Dat, naar de leer van Doctor Gall,
't Weetgierig nageslacht precies beschrijven zal
Wat schedels men al vindt bij 't zwoegend schrijvrental,
Die, voor 't geslacht van thands hun bonte rollen speelden.
Wie heeft de meerderheid, die 't stichtten of verveelden?
Wie in dit versje enige twijfel beluistert aan de belangrijkheid van de leden van de Maatschappij heeft geen ongelijk. Alberdingk Thijm liet de inzending van zijn portret op 29 mei 1867 - dus pas na de herhaalde oproep - vergezeld gaan van een brief met de volgende aanhef: Ziehier, niet zonder eenig verzet, mijn fotografie. Ik moet u zeggen, dat ik het verbazend onbelangrijk vind om de, met verlof gezegd, meestal zeer onooglijke ‘backhuysen’ bij-een te hebben van onze leden, die toch wel niet zoo ijdel zullen wezen om voorbij te zien, dat zij voor 3/4 verschrikkelijke nulliteiten zijn, wier grootste verdiensten in het geregeld betalen hunner contributie te zoeken is. Waarschijnlijk heeft Alberdingk Thijm zijn eigen portret toch gestuurd om ervoor te zorgen dat het katholieke element niet in de collectie zou ontbreken. Want het vervolg van zijn brief is een fel pleidooi voor het benoemen van goede katholieke leden in plaats van de ‘nulliteiten’ die gekandideerd waren. Thijm moge de fotoverzameling onbelangrijk geacht hebben, wij kunnen ons gelukkig prijzen met de fraaie verzameling koppen die ons vanuit de mist van het verleden aankijken. Terecht heeft de Maatschappij in latere jaren enkele malen opnieuw een dergelijke oproep gericht tot haar leden. Eigenlijk zou de inlevering van een foto moeten behoren tot de voorwaarden voor het lidmaatschap. | |||||||
Literatuur
|
|