Ten geleide
Tot nu toe ging de collectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
geheel schuil in de universiteitsbibliotheek van Leiden, waar zij veilig
metterwoon is gevestigd. Zij bevat handschriften van vóór en van na de
uitvinding van de boekdrukkunst, in bibliothecaire termen handschriften respectievelijk manuscripten geheten.
Voorts gedrukte boeken en bladen, alle gewijd aan de Nederlandse letterkunde in
de ruimste zin, even ruim als de strekking van de naam van de Maatschappij. Letterkunde is dus, in tegenstelling tot de hedendaagse omgang
met die term, niet beperkt tot poëzie en literair proza met essayistische
uitschieters, maar betreft evenzeer de taal en de geschiedenis van de Lage
Landen waar het Nederlands in welke variant of ouderdom dan ook de moedertaal is
of is geweest. Het gehele erfgoed van ‘onze’ beschaving, om met Annie en Jan Romein te
spreken. De verzameling omvat primaire teksten van onze ‘Schone Letteren’, en
wetenschappelijke en andere verhandelingen, niet alleen over het zojuist
genoemde geestelijke goed, maar ook over de tastbare materie waarin deze
rijkdommen bewaard zijn gebleven. Ook portretten en andere beeldende kunst en
zelfs een enkel relikwie behoren tot het bezit van de Maatschappij.
De exemplaren zelf genieten, evenals hun registratie, gastvrijheid in de
(catalogus van de) Leidse universiteitsbibliotheek. Volstrekte autonomie, tot
uitdrukking komend in een afzonderlijke bescheiden museum- of
bibliotheekbehuizing, heeft de verzameling, aanvankelijke dromen en ambities ten
spijt, niet gekend en gezien de toegenomen professionalisering in museum- en
boekenvak en het daarmee samenhangende overheidsbeleid is dat achteraf bekeken
maar goed ook. De verschijning echter van deze deskundig ingerichte
beschrijving, die bovendien ‘leest als een roman’ (hoe raadselachtig mooi is
deze grammatische constructie), maakt het Maatschappijbezit niet alleen extra
toegankelijk, maar voorziet die rijkdom tevens van een identiteit: een
onverwisselbaar eigen gezicht, nu en dan de persoon weerspiegelend van de
oorspronkelijke eigenaar van een deelverzameling. De legatant. De erflater. Want
schenkingen zijn de voornaamste bron van wat de Maatschappij aan schatten heeft
verworven.
Ook de geschiedenis van het verwerven, inclusief de daartoe strekkende
initiatieven van de ontvangende partij en haar budgettaire perikelen worden in
dit boekwerk beschreven. Van groot belang is het, aandacht te schenken aan de
bestemming van het ‘dierbaar magazijn’: ter beschikking te
staan van de leden van de Maatschappij en vergelijkbare geïnteresseerden. Die
bestemming is met deze mooie, rijk geïllustreerde uitgave in oblongformaat al
voor een royaal deel verwezenlijkt.
Zo voldoet de ‘Maatschappy’ aan een dure plicht die, aldus een schenker, erin
bestaan ‘onder behoorlyke voorzorg van haar rykdom gebruik te maken en de Boeken
niet enkele voor de pronk te houden.’ (Vry geciteerd. Zie p. 26.) Strikt naar de
vorm gezien alleen al is dit citaat van actueel belang: er is geen enkele
behoefte aan een extra ij-letter in het alfabet. Maar dit terzyde.
Overigens staat het eenieder vrij met dit Boek te pronken.
Frida Balk-Smit Duyzentkunst
Voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde