Geen geraas of getier
(1974)–Thea Doelwijt– Auteursrechtelijk beschermdVerhalen, gedichten, liedjes na de emancipatie vóór de tweede wereldoorlog
[pagina 89]
| |
J.C. KruislandJohannes Carolis Kruisland werd geboren op 18 juni 1875 en overleed 8 augustus 1937. Hij, die in het ‘dagelijks leven’ koopman, vendumeester en werknemer bij de bauxietonderneming was, is Suriname's eerste cabaretier. Kruisland gaf één tot twee maal per jaar ‘onemanshows’ in Thalia. Hij, die de Surinaamse Speenhoff werd genoemd naar de Nederlandse dichter en liedjeszanger die leefde van 1869 tot 1945, haalde een jubileum van niet minder dan vijfendertig jaar! Op zijn bekende en populaire Kruislandavonden bezong en bespotte hij Surinaamse gebeurtenissen, wantoestanden en personen die in de belangstelling stonden, gouverneurs maar ook ‘kleinere goden’. Het is te betreuren dat zijn liedjes nooit zijn gepubliceerd. Via twaalf schoolschriften met liedjes in zijn handschrift, uit de periode 1926 tot 1933, kon ik een Kruislandavond samenstellen, die een kunstenaar ‘op de planken’ brengt, die de moed en de geest had zijn tijd en tijdgenoten kritisch, fel, scherp en met gevoel voor humor onder de loep te nemen. | |
Openingslied (1933)Bonsoir, Geacht Publiek,
Dames, mijne heren,
Ik moet vooral vandaag u heel extra salueren,
'k Paar aan mijn groet de dank ook dat u hier heeft willen zijn,
Dat het zo'n volle zaal is vind ik ook natuurlijk fijn.
Heus ik waardeer,
Uw hier zijn zeer,
Ik kan 't u niet verhelen,
Het spreekt meer dan boekdelen,
En in een taal geheel apart,
De taal van 't hart tot 't hart.
't Is feest vandaag,
35 jaren,
Treed ik voor u reeds op en dit moet 'k maar verklaren,
Dat 'k kolossaal erkentelijk ben, dat u zich al die tijd,
Tevreden stelde met mij en mijn grootse flauwiteit.
U kwam steeds hier,
Om met plezier,
Uw goed geld te betalen,
Ik bleef naar mij toe halen.
Uw lach klonk hier als op een feest;
Thuis lachte ik het meest.
| |
[pagina 90]
| |
Wat gaf ik u?
'n Mengsel gauw te maken,
Waarin wat zoet kritiek op watrig politiek u moest smaken,
Wat bitter ernst, wat Attisch zout, wat hyperbolisch zuur,
Woordschikkingsvaria en orginaliteits-tinctuur.
Op kleine maat,
En warmtegraad,
Van ironie een beetje,
Van humor ook dat weet je,
Op dit en dat wat zo geschiedt,
Ziedaar 't was anders niet.
Op mijn program stond wel vele jaren,
Een mop op het beleid van 't bestuur en ambtenaren,
Men gaf mij daartoe stof, om mij te steunen, dat is fijn,
Wat zou bijvoorbeeld 'n avond zonder de politie zijn.
'k Ben dankbaar voor,
En bid maar door,
Dat men steeds mooie dingen,
Blijft doen dat ik kan zingen,
En dat u steeds tevreden zijt,
En ook de Overheid.
'k Moet dankbaar zijn,
Heus van alle zijden,
Beijverde men zich mij te helpen te allen tijde.
Nu klinkt een nieuw geluid, zo veelbelovend weer voor mij.
Maar ik sta elk Gezag ook met mijn eerbied steeds terzij.
Ik ken de norm,
'k Blijf in de vorm,
O neen, mijn geesteskindren,
Die mogen niemand hindren.
Zij geven niemand ooit verdriet,
Mijn genre wil dat niet.
De Koningin,
Trad de troonzaal binnen,
In 't zelfde jaar dat ik hier mijn taak ook zou beginnen.
Wij zijn collega-jubilarissen, wat zegt u van,
U ziet al ben ik Kruisje, toch ben ik geen kleine man.
En zij regeert,
Kruis declameert.
| |
[pagina 91]
| |
Zij werkt soms met souffleuren,
'k Kan mij niet van losscheuren.
Zij is het hoofd van Nederland,
Ik 't hoofd ook van Kruisland.
Zeer aangenaam,
Is 't hier te verschijnen,
En dan zo'n volle zaal van het lachen te zien deinen.
De psychologie van de massa maakt het werk mij licht,
Een ieder lacht op zijn manier en trekt een leuk gezicht.
De een lacht zo,
De andere zo,
De dames lachen prachtig,
Der heren lach is krachtig,
En u lacht omdat zij lacht, daar hij zo lachwekkend lacht.
Maar Jupiter
Kon door alle eeuwen,
Niet ieder naar de zin zijn, hoorde ik lang reeds schreeuwen.
Ik kan het ook niet en die na mij komen zullen niet.
Al hield ik u vaak voor de gek, 't is norm op mijn gebied.
Ik gaf kritiek,
Kreeg ook kritiek,
Men heeft mij in die jaren,
Ook niets willen besparen.
Vooral kreeg ik van 't volk op straat,
Bepaald de volle maat.
Eens klonk 't mij na:
A man disi no de wroko,
Bemoei na soema sani nomo de na ini en koko,
Ai poti finga na soema obia foe mek trawan lafoe,
Ai piri en ai foe si moen kenki na okro brafoe.
Joem' jere en sten,
A gersi owroe ten.
Te kraboe de bro frikowtoe,
Srika de kré en notoe.
Wan trawan de naki toepi toepi,
Dan disi de troki.
Vanuit de markt:
Winti tanta Amaria,
| |
[pagina 92]
| |
Wi de dansi na Leenki Kops ma sonsma de dansi na Faria,
Den de opo den gorogoro singi apoekoe te den kron,
Finjoro nanga pianoe dat na den poedja dron.
Foe gongosa
Den de libi mi sa,
Leki sika den asranti,
A basi den kari Kroisranti,
Leki fa en bere bigi de,
Sma tori drape de.
Vergeet mij niet,
Heb ik vaak gezongen,
U heeft aan mij gedacht altijd, ouden zowel jongen,
U heeft mijn leven met uw warme sympathie getooid,
Mijn levensweg zo met de allermooiste bloem bestrooid.
Mijn grootste dank,
Lijkt 'n pover klank.
In 'n andere incarnatie,
Dank ik u nog met statie,
En ik vraag weer, wat ook geschiedt,
Vergeet uw Kruisje niet.
| |
Wan dé wan frijarimanWan dé wan frijariman,
A ben de wan potiman,
A no kari no wan man,
A kisi fristeriman.
Refrein:
Na den fristeriman,
Den tjari pokoeman,
Dansiman, boroman,
Nanga sopiman.
Noja na frijariman,
Kon tron wan ferlégiman,
A no abi no wan dran,
Foe a gi someni man.
| |
[pagina 93]
| |
Poti na frijariman,
Kari now en sisaman,
A taki, fa joe feni en man,
Fa foe doe nanga den man.
Sondro drai en sisaman,
Taki, mi no sabi man,
Ma ala den dansiman,
Disi na boen sopiman.
Na poti frijariman,
Tron now wan prakseriman,
A geme, a taki, man,
Den man e tja mi na paiman.
En nanga en sisaman,
Den go na wan wenkriman,
Begi foe tron borgoeman,
A meki wan boen paiman.
Noja di den pokoeman,
Ben dringi wan stampoe dran,
Joe moe jere na dronman,
Fa den roefroe leki lawman.
Esi den fristeriman,
Dansiman èn boroman,
Sopiman tron droengoeman,
Ala kon tron fetiman.
Na poti frijariman,
A ben de wan driftigman,
Krimineer a fon den man,
Te a go na kroetoeman.
Den man taigi kroetoeman,
Taki na frijariman,
De wan bigi gridiman
En wan soekoe trobiman.
Bakaten na wenkriman,
Djompo toe foe na paiman,
Ma da ten frijariman,
Ben de poti strafoeman.
| |
[pagina 94]
| |
Onze brandweerWij hebben nu een brandweer hier
Als nergens op deez aard
Bij brand dan is het een plezier
Te zien wat zij is waard.
Dan vliegt de brandweer in galop
En ieder is gerust
Want waar zij komt daar hoort zij steeds
De brand is reeds geblust.
De brandweer wordt gecommandeerd
Door 'n slimme commandant
Die daarin wordt geassisteerd
Door 'n blanke luitenant.
De brandweermannen zijn op wacht
En opereren snel
Maar rukken uit bij brandsignaal
Alleen op hoog bevel.
De brandweer constateerde eens brand
Dicht bij haar brandspuithuis
De wacht liep naar de commandant
Maar hij was juist niet thuis.
De luitenant was ook niet thuis
Maar in Het Park beland
De brandweer trad eerst reddend op
Toen alles was verbrand.
Onlangs was Bellevue in brand
De brandweer kwam niet laat
Nerveus schreeuwde de commandant:
God kijk waar water staat,
En koppel slangen, breng de spuit,
En geef een straal hier snel.
Eén riep: Geen water commandant
En hij: Haal uit de hel.
De brandweer hield daags na de brand
Groot exercitie hier
De luitenant en commandant
Zij juichten van plezier.
| |
[pagina 95]
| |
Nu hebben zij de buurt verkend
En komt weer hier een brand
Dan zweer ik dat 't hun schuld niet is
Als alles niet verbrandt.
De brandweer valt ons aardig mee
Houdt hier en daar de wacht
In theaters, kino, Gaieté (danshuis)
Wordt zij ook steeds verwacht.
In kerken vat zij nimmer post
Geen rooie haan kraait daar
Maar is er kerkconcert subiet
Is daar groot brandgevaar.
Zij heeft zich hier ook opgesteld
Een man is hier, één daar
't Is niet voor soso, 't kost mij geld
Ik heb ook geen bezwaar.
Maar 't Algemeen Neerlands VerbondGa naar voetnoot*
Mag spelen hier en daar
De commandant vindt als die speelt
Is 't vrij van brandgevaar.
De brandweer wordt geconsulteerd
De brandweer ordonneert
De brandweer wordt geïnspecteerd
De brandweer exerceert.
De brandweer tuft woest en chauffeert
Poseert, manifesteert
Een goede brandweer wordt ons zo
Heel leuk gesuggereerd.
De brandweer opereert verkeerd
En definieert te bar
Bij brand nerveus gecommandeerd
Gooit z'alles in de war.
De brandweer is weer in de brand
Zodra er weer brand is
Bij brand en brandgevaar in 't land
Heeft brandweer 't doorgaans mis.
| |
[pagina 96]
| |
Oproer te Paramaribo (1931)Paramaribo speelt lustig
Tussen 't stemmig tropisch groen
't Leven is er kalm en rustig
Ieder vredig in zijn doen
Elke strijd wordt stil gestreden
't Volk is lijdzaam en gedwee
Lief en zacht meestal tevreden
Hier troont heus een vrede-fee.
Plotseling klonken oproerkreten
Werd hier 'n plaats van dol geweld
Men leek op 't bestuur gebeten
En verzet werd ingesteld
't Werkloos volk zo lijdensmoede
Nam reeds lang een houding aan
't Was een toer 't vat kruit te hoeden
Dat geen vonk er in zou slaan.
Hoe het toch in is geslagen
Onderzoek ik liever niet
Honger heeft toe bijgedragen
En veel wrijving is geschied
Het bestuur deed veel beloven
Maar gaf weinig niet alleen
En dat wachten nog daarboven
En dan soms voor brood slechts steen.
Honger wordt hier wel geleden
Man en vrouw, kind, heel 't gezin
Vele huizen zijn betreden
Door de nood, denk het niet min
Als een man honger moet lijden
Is 't al hard en klaagt zijn ik
Hongert vrouw of kind of beiden
Schreit zijn ziel elk ogenblik.
Men kan, voor zichzelf tevreden
Zeggen na 'n copieus diner
Honger wordt hier niet geleden
't Volk heeft werk en eet voor twee
| |
[pagina 97]
| |
Heb de durf zelf te gaan kijken
Neem vooral je hart ook mee
Op de erven, holen, wijken
Dan grijp je in je portemonnaie.
Men kan een kasteel niet bouwen
Met een klein stuk stro-papier
'n Gouden zuil niet doen versjouwen
Door een nietig' magere mier
Blinden helpt men niet met brillen
'n Drenkeling niet met 'n oliekan
Honger kan men ook niet stillen
Met beloften van 'n granman.
't Is dan denkbaar dat 'n vergadering
Van noodlijdenden zich uit
Heftig, meldende de nadering
Van het ergste en besluit
Niet te wachten, wachten, wachten
Op steun van 'n Steun Comité
Maar uit wanhoop, van de machten
Werk te eisen, niet gedwee.
't Werkloos volk trok daarna allen
Heen, maar 'n groep bleef bij elkaar
Later zag men vuisten ballen
En er dreigde reeds gevaar
Plotsling was de rust verloren
Het rapalje nam het woord
En een oproer was geboren
Rust en orde gans verstoord.
't Ging nu woest toe op de straten
Men wierp alle ruiten in
In show-cases sloeg men gaten
Al bracht dat hun geen gewin
Gaslantaarns stukgeslagen
Winkels zijn gebombardeerd
Bakkerijen leeg gedragen
Bruggen zijn gesaboteerd.
| |
[pagina 98]
| |
Stenen werpend, stokken gooiend
Ging het plebs ruw door de stad
Overal onrust, onheil strooiend
Op zijn vandalisme prat
Heeft de straatjeugd bijgedragen
Vrouwen droegen stenen aan
Dienders zijn haast doodgeslagen
En gestenigd Chinaman.
De politie en soldaten
Rukten aan in autotrucks
Arresteerden d'onverlaten
D'eerste dag een dertig stuks
't Oproer zou zich nog vergroten
Maar een dode werd betreurd
Nauwlijks is met scherp geschoten
Of er werd niet meer gezeurd.
Zoveel moest hier eerst geschieden
Voor granman's Steun Comité
Wat beloofd was deed aanbieden
Nu maakt men een spoedje mee
Dat 'k hier oproer moest beleven
Wordt door mij heel diep betreurd
Maar er zijn die prevelen even
't Is toch goed dat 't is gebeurd.
| |
Suriname
| |
[pagina 99]
| |
Wanneer, Wanneer,
O mijn God, wanneer?!
| |
Potpourri
| |
Nog niet
| |
Een Surinamer die van Holland komt
| |
[pagina 100]
| |
Bakoven noemt hij vijgen, en bananen is pisang
Muskieten vieze muggen, en ze maken hem zo bang
Een meid is bij hem deerne en een jongen doorgaans knaap
'k Vind hem een echt vervelende Hollands-Surinaamse aap.
'k Kende die gekleurde Hollander als jongling op Combé
Hij zocht in granmandjari dagelijks naar wat mope
Nu zegt hij: 'k Kan niet aarden hier, dit land valt mij niet mee
Mijn hart en ziel verlangen naar mijn Zandvoort aan de zee.
| |
Burgerlijke geneeskundige dienst
| |
[pagina 101]
| |
Vakbonden
| |
Pijpen - pijpenKLEINE STELEN, maar
GROTE STELEN het meest
| |
Gouverneurs
| |
[pagina 102]
| |
Hij speecht te land en speecht ook op de baren
Als grootste spreker der geschiedenis
Als hij ontslag neemt zal hij nooit pinaren
Daar hij een grote Kokadoris is.
Ajaa's tijd en nu
In de dagen van mijn Ajaa
Heetten jullie alles slecht
En nu vragen jullie baja
Wat heeft onze maat gezegd
Wat een stilte in den lande
Economisch, politiek
't Leven zal verstarren, stranden
Ieder levert weer kritiek.
'k Zei toch altijd dat mijn Ajaa
Heel braaf was, zeer lief en goed
Het verdroot mij dat mijn Ajaa
Weer naar huis moest gaan voorgoed
Hij was mij gewoon een Engel
Maakte mij gelukkig, blij
Ik hield altijd veel van Ajaa
Ajaa was ook dol op mij.
Om mij zei hij leuke dingen
Deed hij soms een beetje raar
Slechts dat ik liedjes kon zingen
Daarvan kookt mijn potje gaar
Moet ik dan niet dankbaar wezen
Dat een Ajaa heeft geleefd
En ik bid mijn Onze Vader
Dat hij mij weer 'n Ajaa geeft.
Ajaa deed je steeds wat horen
Al was het een vals geluid
Brugman zwijgt in alle koren
Bram de Zwijger laat niets uit
't Praten wordt hier straks verboden
Zelfs der vogelen zoet gefluit
Doofstom zijn komt in de mode
Voor mijn soort komt muilband uit.
| |
[pagina 103]
| |
Ajaa hield vooral van reizen
Nu zijn w'in de wandeltijd
Promenades om te wijzen
Dat we doen aan zuinigheid
Van de stad Uitkijk bereiken
'n Nuttig loopje wordt gebromd
Om op Uitkijk uit te kijken
Of van Uitkijk redding komt.
Een verschil is tussen Ajaa
En de grote stille Bram
Dat moet heus een ieder weten
't Is tot heil van Surinam
Ajaa hield van veel beloven
En hij gaf toch weinig iets
Brampie zal nooit wat beloven
Maar hij geeft een ieder... niets.
Nu na 9 maanden wachten
Vraagt men naar een werkprogram
Men vraagt zich af in gedachten
Wat doet onze wijze Bram
Is hij zwanger van ideeën
Drachtig van een groots plan
Wel wanneer krijgt hij dan weeën
Na een eeuw, maar baart hij dan.
| |
Wij hebben nu een nieuw bestuur
| |
[pagina 104]
| |
En onze landvoogd is dus K
Maar daarbij J.C.K.
Kijk hoe dat aardig lopen kan
Ik ben ook J.C.K.
Hij heet Johannes, 'k heet ook zo
U ziet het beste man
Is J.C.K. je gouverneur
Ik ben dus je granman!
| |
Anderen
| |
[pagina 105]
| |
Pienpien heeft een leerstoel, z' is groot lerares
In kammologie en zo meer
Een dertig verpleegstertjes komen op les
En zetten zich stilletjes neer
De handjes gevouwen, elk hoofd hangt zo zwaar
Totdat ze de lerares zien
Dan springen ze op, buigen heel diep voor haar
En mompelen zacht ‘Frek Pienpien.’
‘In kammologie kindren noemt men dit kam
't Heeft tanden, men kamt mee het haar
Zo'n kam wordt zo gauw vuil als negers mee kammen
En koelies, javanen zo waar
Trekt tussen de tanden een stuk gaas op en neer
Dan wordt zo'n kam schoon weer subiet
Let op, op de maat, want ik wijs het niet meer
Of jullie het snappen of niet.’
Geen vrouw, bediende, huishoudster
Mag zijn in het district
Bij 'n ongetrouwde politieman
Men let daarop zeer strikt
Alleen zijn moeder of gangan
En weet u waarom dit
Dat recht heeft slechts zijn superieur
Vraag maar beambte Smit.
De drie musketiers
Ik moet Nederland dankbaar zijn
Dat 't hier mannen zendt extra fijn
Lui zo buitengewoon beschaafd
In liefdezaken ook zeer begaafd
| |
[pagina 106]
| |
Mannen van eer en van hoog cultuur
Die zitting hebben in ons bestuur
En die ons voorgaan in zedelijkheid
Drie van hen zijn hier reeds een tijd.
Refrein:
Dat Trio, dat Trio
Van Hollandse jongens, van Jan Plezier
Dat Trio, dat Trio
Gevormd door de drie musketiers.
Hoog staan zij hier in Surinaam
En zij doen ook bepaald voornaam
Praten zo fijn en gedistingeerd
Aristocratisch en zeer geleerd
Steken de lamp aan van hun vernuft
Met 'n keur van woorden wordt men verbluft
En hun goedhart is kolossaal
Voor meisjes in 't generaal.
Voor jonge meisjes zijn zij zo lief
'n Andermans vrouw is hun hartedief
Elk aangeklede bezemsteel
Elke rok is hun een pronkjuweel
Doctor in 't flirten, geweldig knap
Zoenen 't domein van hun wetenschap
In 't minnekozen zijn zij volleerd
In 't verleiden geraffineerd.
Waar zij zijn of ook zijn geweest
Houden zij huis, 't is een Venusfeest
Noordpool of Zuidpool, Batavia
Overal laten zij sporen na
En komt een ex-liefje op bezoek
Dan is de man van eer dadelijk zoek
Stiekem naar Slootwijk neemt hij de wijk
En word ik een banneling rijk.
Elk politieman krijgt ontslag
Als hij 'n vrouwtje zoent op een dag
Trouwt hij niet gaat hij daadlijk eruit
En onverbiddelijk klinkt dat besluit
| |
[pagina 107]
| |
't Trio is in deez maatschappij
In al hun handel en wandel vrij
Zij zijn de vrienden van de granman
En niemand durft hen hier dus an.
Hollandszoon zegt: 'k ben meer dan gij
Zo brengt hij de bewijzen bij
Onzedelijk leven is 't hoogste goed
Dat zijn cultuur hem heeft uitgebroed
En een vroom granman is in 't land
Hij drukt dat trio zo lief de hand
De na-neven van Koning Salomo
Zijn ons hier een christelijk kado.
Eva heeft Adam eens verleid
Men misleidt haar te allen tijd
Heeft men genoeg van haar, geen bezwaar
Los maar een schot doodgewoon op haar
Heb dus een goedhart voor elke meid
Die 'n keur van woorden zo gauw verleidt
Tegen de lamp vlieg je nimmer want
Mijn Ajaa is niet meer in 't land.
(Ajaa = gouverneur A.J.A.A. van Heemstra) | |
De scène op het plein 7 februari 1933
| |
[pagina 108]
| |
De lieve landvoogd lag in bed
Ziek weken achtereen
Maar nauwelijks is 't gebeurd Goddank
Was hij weer op de been.
De commandant en gouverneur
De P.G. en zo meer
Brachten veel bloemen 's ander daags
Gaven de dienders eer
Men at en dronk op het buro
En vierde een groot feest
Dit is het grootse wapenfeit
Van deze eeuw geweest.
De commandant kwam na het feest
In een temperament
Dat hij bij dag spoken kon zien
Die toestand is bekend
En hij verbood soldaten om
Vanavond hier te zijn
Want over 't feit waarop hij dronk
Te lachen doet hem pijn.
| |
Verbod aan militairen om op de Kruislandavond te gaan
| |
[pagina 109]
| |
Nu geen, 't verbod bracht schade vanaf toen
En nauwlijks was 't bekend of 't ambtenarenkorps schrok zich voor tien
't Werd nerveus en wist heus niet meer wat te doen
Zij vroegen handenwrijvend aan hun chef, wat denkt u van
Mag 'n ambtenaar naar Kruislandavond gaan.
De helden belden op politie, praktizijn, granman
Trots 't advies zijn zij liefst vroeg naar bed gegaan.
Roomse kritiek op de Kruislandavond
Mijn avond heeft na lange tijd
Weer wat kritiek gekregen
Elke publieke vermakelijkheid
Krijgt hier zo'n roomse zegen
Ik zal met deze aardigheid
U heus niet lang vermoeien
Al zat de kritikus een maand
Op zijn kritiek te broeien.
Dat ik de godsdienst ooit bezong
Is 'n formidabele leugen
Godsdienst bedienaren gehoond
Kan ik en geen zich heugen
God, godsdienst, kerk is mij steeds lief
Dat is ook mijn heilig huisje
Publiek, verwacht op dit gebied
Geen grap ooit van je Kruisje.
Maar waar een godsdienstleraar op
Sociaal gebied komt vissen
En is zijn houding niet correct
Dan kan het ook niet missen
Al is hij dominee, leraar, paus
Dat zal mij niet beletten
Maar dankbaar en met veel plezier
In 't zonnetje hem zetten.
'k Doe aan kritiek, verdraag kritiek
En wat ik nu wil vragen
Waarom kan pater op schoolgebied
Ook geen kritiek verdragen
| |
[pagina 110]
| |
Maar Kruislandavond tot 'n gevaar
Ineens te bombarderen
Omdat ik vroeg dat pater ook
Kinderen zal fabriceren.
Slotlied
Een avond van Kruisland
Brengt onder z'n kruisband
Meer humor dan ernst tot 't publiek
Het doet je zo kijken
In straten en wijken
In politiek en polemiek
Bij heel veel sensatie
Een kleine variatie
In 't leven van u en van mij
En 't kan soms gebeuren
Dat onder m'n zeuren
Je lachen moet zo tussenbei
Refrein:
Publiek! Vergeet Kruislandavond niet
Publiek! Vergeet Kruisje niet
Wat gebeure of wat geschiedt
Ach, vergeet dan je Kruisje toch niet
Publiek! Vergeet Kruislandavond niet
Publiek! Vergeet Kruisje niet
Want al ga je met Cook naar de Noordpool of niet
Hij vergeet je toch niet.
Ik heb weer gehekeld, bespot en gepekeld
Al wat er niet is in de haak
De ene gegrepen en de andere geknepen
Tot orde gebracht voor zijn taak
Ik heb ook geprezen, de lessen gelezen
Geschertst zo in woord en muziek
Er zijn geesteskinderen die niemand toch hinderen
Ik hoop ze zijn sympathiek
Ik heb dames en heren
Om u te amuseren
Nogmaals een keer hier gestaan
| |
[pagina 111]
| |
Ik hoop u is tevreden
Want ik heb wel reden
Tevreden van hier straks te gaan
Wil mij ook geloven
Voor mij gaat niets boven
Uw bijval en liefde en meer
Ik zal altijd pogen
Uw vriendelijke ogen
Te zien in de geest telkens weer
De avond van heden
Ligt haast in 't verleden
Maar ik, ik blijf altijd bij u
Tracht steeds alle dagen
Om u te behagen
Gezellig te zijn, zoals nu
In heerlijke klanken
Moet ik u bedanken
Voor wat u voor mij wilde zijn
Adieu, lieve mensen
'k Zal 't beste u wensen
Vanavond voor 't laatst het refrein
Publiek! Vergeet Kruislandavond niet
Publiek! Vergeet Kruisje niet
Wat er gebeure of wat er geschiedt
Ach, u vergeet dus uw Kruisje toch niet.
Publiek! Vergeet uw Just Kruisland niet
Publiek! Vergeet Kruisje niet
Want al ga je met Cook naar de Noordpool of niet
Hij vergeet je toch niet.
Toegift
Kruislandavond is geëindigd
'k Heb je geld nu in m'n zak
Maar kom morgen weer eens kijken
Schuldenaren op m'n dak
Ach, ik heb zoveel schulden
Als er droppels zijn in zee
Ach, ik heb zoveel schulden
Als er droppels zijn in zee.
|