VII.
Myn Here.
De here van Oldenbarnevelt heeft op gisteren een gedeelte van een missive by den ambassadeur Caron aen syn E. geschreven, in de vergaderinge gecommuniceert, inhoudende, dat de gevangen grave van Sommerset continuelyck correspondentie gehouden heeft met den ambassedeur van Spanien, residerende in Engelant, hem ontdeckende alle 't gene by syn Majesteyt ende syns Majesteyts raedt besloten was, als mede gedaen heeft in syn leven de overleden grave van Noorthampton, denwelcken oock een pape geworden was, dat den ambassadeur van Spaingnen, residerende in Engelant, eerstdaechs met mitsnuegen van daer vertrecken sal, dat syn Majesteyt aen een van syn secretarissen bevolen heeft, den chevalier Digby residerende voor syn Majesteyt van Groot Britannie in Spainnien te beschryven, in Engelant te comen, ende oock niet van meyninge is, weder een ander aldaer te synden. Men meynt, datter noch meerder vuylicheyt ontdeckt sal worden, ende sulcx tot onse kennisse gecomen synde, sullen niet nalaten Uwer E. t'adverteren. Hetgeen hier voor dese tyt is vuyt Vranckryck, sal Uwer E. uyt desen bygaende copie vanden heer van Langerack cunnen verstaen. Ende op dit mael anders niet hebbende, sullen Godt bidden,
Myn heer, Uwer E. etc. Vuyt Graven (!) den 14. Decembris, anno 1615.
Uwer E. geaffectioneerde,
Johan van Renesse. Justus van Rysenburch.
Opschr.: Aen myn heer etc. Ledenberch, secretaris vande E.M. heeren staten van Utrecht.
Ra. xv. Decemb.