Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
(1937)– Dirc van Delf– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Dat - XLII - is vanden Epyphanie, die heerlike openbaringe, doe Ihesus opten - XIII – dach versocht wart vanden drie coningen.4Ga naar margenoot4-9Doe onse heer Ihesus dertiendage lanck had geboren geweest: 5 inder stede Bethleem vanden ioedschen lande onder des co-6ninx Herodes tiden, so quamen drie coningen van oesten tot 7 Iherusalem ende seiden aldus: Waer is hi die daer is gebo-8ren coninc der ioden? Wi hebben gesien sijn sterre int oesten 9 Ga naar margenoot9-21ende wi comen hem aen te bidden. Desen coningen waren | |
[pagina 315]
| |
10 navolghers des heydenschen propheten Balaams, die aldus 11 prophetierde: Uut Iacobs geslacht so sel een sterre uut- [72 b] 12 gaen ende dan sel een nuwe mensche van Ysrahel opstaen. 13 Dese drie coningen voerseit waren opten berch Victoriael ende 14 wiesschen hem ende aenbaden God, dat hi hem die sterre 15 woude togen. Ende op des heiligen kersnachtGa naar voetnoot15 so versceen hem 16 een alte sconen sterre, daer in stont een over-suverlijck kint 17 ende droech op sijn rechterscouder een blinckende cruus ende 18 sprac aldus den coningen toe: Trect heen snelliken inden 19 lande van Iuda ende den coninc, dien ghi verbeiden, sel ghi 20 vinden geboren. Die heilige scrift pleecht te roeren op dese 21 gescichte sevender hande questien ende vraghen. 22Die eerste is: watterhande coningen dit waren, hoe si hie-23ten, ende wat dat was hoor gebare? Daer seit Iohannes Crisos-24tomus toe, dattet waren wise heydenssche meesters Astrology, 25 Ga naar margenoot25die den sterrenGa naar voetnoot25 kenden ende haren loep wisten. Ende dese 26 drie hadden negen gesellen, die elc drie dagen lanck opten 27 voirnoemden berch Victoriael hare wachte hielden inden ster-28Ga naar margenoot28-41ren te sien. Dese drie coningen hieten in hebreusche tael | |
[pagina 316]
| |
29Apollius, Amenus, Damascus; in griexe tael hieten si dus: 30 Galgalach, Sarach, Malgalach; in latijnsche tael: Casper, 31 Balthazar, Melchior. Dese drie waren in haren gewanden en 32 gebaer aldus gestaltGa naar voetnoot31. Die coninc Melchior was van haer ende 33 baert grijs, ende graeu ende hadde aen een rock van gheyten 34 haer zwart, datmen hiet saeyGa naar voetnoot34 ende een mantel van [72 c] 35 veel stucken ghemaect. Ende hi woude offeren gout. Die 36 coninc Casper was van vorwenGa naar voetnoot36 blosende ende ionck van baerde 37 ende was gheclaet mit roeden ziden ende sijn mantel was snee-38wit. Ende hi woude offeren wyeroeck. Die coninc Balthazar 39 was van haer ende baerde zwart ende hadde enen rock wit ende 40 een roede mantel ende doer-houwenGa naar voetnoot40 scoen. Dese woude offe-41ren myrre. 42Ga naar margenoot42-52Die ander questi is: hoe mochten si so snel ende rasch 43 comen van Oesten bynnen dertien dagen tot Iherusalem int 44 lant van belooften? Die eerste was ander letter, als Iheronimus 45 seit, datsi saten op dromedarios, dat die snelste dieren sijn, 46 wantsi meer weghes mogen lopen in enen dage, dan een goet | |
[pagina 317]
| |
47 paert in drien dagen. Die ander zake was anden gelove, als 48 Remigius seit, datse dat kintGa naar voetnoot48, <datsi> inder sterren sagen, 49 wouden versoeken ende aenbeden, soe rasch woude over die 50 wege brengen, gelijc dat die propheet Abbacuck vanden engel 51 in enen haer ghevoert was in Ysrahel voer den babyloensche 52 Ga naar margenoot52-59put. Die derde sake was anden geest, als Bernardus seit, datsi 53 mit groter minnen so seer ende ghenuechten waren vervolt 54 vanden waerachtigen schijnGa naar voetnoot54 des nuwen Salichmakers, datsi 55 nachts ende dages togen sonder verdriet, ghelijck dat die twee 56 iongeren in Emaus ghingen ende ghingen in eenre ure tot 57 Iherusalem, doe si Cristum hadden gesien, dat hem te voren 58 was onmogelic, wanttet al bescemert was ende die dach gele-59den. [72 d]. 60Ga naar margenoot60-80Die derde questi is: waer om dat dese coningen tot Iheru-61salem in togen ende dat nochtan Cristus daer niet en was in 62 geboren? Die eerste sake was nader letter. Al wast datsi die 63 tijt der geboorten Cristi wisten, si en kenden nochtan niet die 64 stede. Ende want het was een coninclike stat, daer die tempel 65 Gods stont ende die overste priesteren woenden daer, die den 66 dienste Gods bewaerdenGa naar voetnoot66 ende oic so waren die propheten 67 ende scriben ende pharizeen, <daer> die de ewe leerden, so 68 meenden si, dat sulken geboren coninc, so groten coninc ende | |
[pagina 318]
| |
69 God, so wisen propheet nerghent en soude mit recht wesen 70 dan in dier stede. Die ander zake was naden gelove, op-dat 71 die ioden hem niet en mochten ontsculdigen of si seggen wou-72den: wi wisten wel die stede Cristus geboorten nader scrifte, 73 mer wi <en> wisten die tijt niet, ende daer om en willen 74 wi sijn toecoemst niet ontfangenGa naar voetnoot74. Die derde sake was naden 75 zeden ende der duecht, daer die heyden enen propheet geloef-76den ende die ioden wouden veel propheten niet geloven. Die 77 heyden sochten enen vreemden coninc, die ioden en wouden 78 niet ontfangen horen eygen coninc; die heyden quamen van 79 verre desen heylant te soeken, die ioden waren na daer bi en-80de en woudens achtenGa naar voetnoot80 noch sueken. 81Ga naar margenoot81-101Die vierde questi is, waer-om dat die coninc Herodes was 82 gestoortGa naar voetnoot82 ende al die stat van Iherusalem mit hem? Die eerste 83 zake was nader letter om twiste wille der twier coningen, 84 [73 a] dair die een soude hem mitter romesscher macht 85 bescermt hebben, wantten die keyser daer hadde gheset, ende 86 die ander om sijnre geboorten wille soude vanden gemenen 87 landen ontfangen werden. Die ander zake was naden gelove, 88 om-dat die hemelsche rijck soude verwinnen dat helsche rijk 89 ende verwandelen dat aerdsche rijc. Want doe die hemelsche 90 coninc wart geboren, doe stoerde hem die aerdsche coninc | |
[pagina 319]
| |
91 om grootheit sijnre maiestaten; hoe sel dan die weerlike 92 macht voer hem beven, als hi sittet te recht in sijnre vier-93scaer, <daer hi se> so seer stoorde, <doe> hi noch cleyn 94 inder wyegen lachGa naar voetnoot93! Die derde reden was naden zeden ende 95 nader doecht ende nader quaetheit. Si warden gestoort, want 96 si sochten haren vrede ende ghemack naden vleysch ende si 97 beerdenGa naar voetnoot97 of si daer of ghemoyet waren, wantsi mitten bosen 98 coninc wouden behagen ende in quaetheden eendrachtich mit 99 hem wesen ende wantsi in ghenen gueden saken en conden 100 verbliden, mer si vervroechden hem, als si quaetheit hadden 101 gedaen. 102Ga naar margenoot102-118Die vijfte questi is, waer om datsi die sterre verloren, doe si 103 te Iherusalem waren in gecomen? Die eerste zake is nader 104 letter, op-datsi so gedwongen warden te vragen nader stede 105 der geboorten Cristi, op-datsi niet alleen en worden gezekert 106 vander sterren, mer oec mede vander propheten scrift, gelijck 107 alst ghescinedeGa naar voetnoot107. Herodes die vergaderde die papen ende scri-108ben ende versocht an hem, waer Cristus soude gebo- [73 b] 109 ren warden, ende si seiden: In Bethleem soude een hartogeGa naar voetnoot109 110 uutcomen dat volck te regieren, gelijck als die propheet had-111de gescreven. Die ander zake is naden geloven. Wantsi doe | |
[pagina 320]
| |
112 menschelike hulpe sochten ende hem daer-toe keerden, met 113 recht verloren si Gods hulp ende raet, want hoer twier synne 114 niet op een en staetGa naar voetnoot113. Hemelsche teyken waren hem gegheven, 115 mit onrecht sochten si wisinge der menschen hier beneden. 116 Die derde sake is naden gheeste; als hem een ter werelt keert 117 ende hoort Herodes des bosen geests <raet>, so verliest 118 hi die sterre Gods genade ende des geests insprake. 119Ga naar margenoot119-133Die seste questi is: of dese sterre was een vanden hemel-120lichaem likenGa naar voetnoot120 mit anderen sterren Daer of sijn drie waninge 121 ende opiniën. Die eerste seit, datsi was die heilige Geest, die 122 menigherhande wise hem selven heeft vertoent: <in den 123 wolken>, in wynde, in douwe, in vuer, in eenre duven, in 124 eenre sterren. Die ander seit, datsi was die enghel Gabriel, die 125 Mariën boetscapte, die die harderen totten kinde seynde, die 126 ‘gloria in excelsis Deo’ sanck, die Cristum in sinen ghebede 127 opten berch van Oliveten starckede, die drovelick in Cristus 128 doot screyde (glosa:) alsulken luut toochde, die Cristo in sijn-129re opvaert te moete quam. Die derde seit, datsi was van Gode 130 doe eerst gescapen ende doe si quam over dat huus staen, viel 131 si neder over des kindekijns voeten inder aerden, daert die 132 coningen sagen, ende op dier stede ontspranc een fonteyn. 133 Ende dit seit sinte Iheronimus. | |
[pagina 321]
| |
134Ga naar margenoot134-148[73 c] Die sevende questi is, wat wijse ende wesen dese 135 sterre hadde voer anderen sterren des hemels. Dat eerste on-136gelijck was van hoorre ste. Alle ander sterren sijn gheset in 137 dat firmament, dese hinck middewaert inder lucht, vaste bider 138 aerden. Ander sterren waren gemaect van aenbeghin der we-139relt, dese wart gescapen den nuwen coninc ter eren. Dat ander 140 onghelijc was van haren glamGa naar voetnoot140 ende lichts schijn. Ander ster-141ren schinen bi nacht ende warden vander sonnen licht verbur-142gen; dese scheen bi dage ende bi nacht ende haer en mochte 143 die sonne niet hinderen. Dat derde ongelijc was an haren ganc. 144 Alle ander sterren hebben horen loep mitten hemel of tegen, 145 mer dese ghing vorwaert heen ende bleef tot somtider ende 146 steden stille staen, recht als een wijs mensche soude hebben ge-147daen. Ander sterren sijn geset teykenen der tijt ende stonden, 148 deser loop is alleen om den coningen wech te wisen ghevonden. 149Ga naar margenoot149-156Doe die coningen dese sterre weder sagen worden si verblijt 150 mit weldiger grote vroechde ende doe ghincse hem also lange 151 vore, went si quam totten huse, daer si boven stont ende daer 152 Ga naar margenoot152-186dat kint in was, ende si traden in dat huus ende vonden dat 153 kint mit sijnre moeder ende si vielen neder ende knielden voer 154 hem ende aenbeden. Ende doe si op hadden gedaen horen 155 scat, offerden si dese gaven: aurum, thus et mirram, gout, | |
[pagina 322]
| |
156 wyeroeck ende myrre. Dese offerhande brachten si hem uut 157 haren scat ende niet nuwers, [73 d] noch vreemders, noch 158 costelikers. Ende dat om menigerhande zaken wil, als ons die 159 lerars bescriven. Die eerste is nader letter, want der ouderen 160 vaders leer was dat niemant ydel soude openbarenGa naar voetnoot160 inden aen-161sichten des vorsten ende sonderlinge voer Gode. Daer om qua-162men si mit horen scat ende offerden hem daer uut alsulke 163 gaven, als si in horen lande selve plagen te brengen tot offer-164hande. Si quamen van Parsen ende Chaldeen, daer die vloet 165 is Aba, ende dat lant hiet <Sabea>. Also ist geworden waer, 166 dat David seide menich iaer te voren openbaer: Die coningen 167 van Tharsen ende van eylande van Arabyen ende Saba sellen 168 gaven brengen ende offeren. Die ander reden is nader tijt, als 169 Sinte Barnaert seit, datsi offerden gout sijnre commer mede 170 te helpen, wyeroock tegen stanck des stals ende der beesten, 171 myrre die wormen mede te doden ende sijn teder ledekijns 172 mede te salve, op datsi starc worden. Die derde sake gaet aen 173 sijnre personen. Want biden goude beteikende si sijn duerbaer 174 godheit, bider wyeroeck sijnre zielen innicheit, bider myrre 175 sijns lichaems onverderflicheit. Die vierde gaet aen sinen | |
[pagina 323]
| |
176 staet; want biden goude beteykende si sijn coninclike macht, 177 den si tribute betaelden, biden wyeroeck sijn priesterlike hei-178licheit, den si offerden, biden myrre sijn menschelike sterf-179licheit, den si mit myrre wouden gravenGa naar voetnoot179 ende sijn uutvaert 180 bedencken. Die vijfte sake gaet den gelove aen; want biden 181 goude beteykende si [74 a] godlike minne, biden wyeroeck 182 Ga naar margenoot182-185innich gebet, biden myrre bitter penitencie des lichaems. Die 183 seste saeck <gaet> den gheest aen; want biden goude betey-184kende si mylde aelmis, biden wyeroeck heilich leven, biden 185 myrre ontfarmherticheit op bedroefde menschen. Ende dit is, 186 Ga naar margenoot186seit David, een offerhande der rechtverdicheit: een bemorwet 187 hert, een bedroeft geest, dat God niet en sal versmaden. 188Ga naar margenoot188Doe die coningen hoer offerhande hadden gedaen, hebben 189 si een antwoorde vanden enghel in haren slaep ontfaen, datsi 190 niet weder tot Herodes en souden gaen. Mer si sijn doer enen 191 anderen wech gecomen in haren rijck. |
|