Wie leest er mee?(ca. 1939)–Antoinette van Dijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] De kerkmuis. Waar woon je, kleine bruine muis? ‘In het topje van een heel hoog huis.’ Toon mij het huis eens waar je woont. ‘In de torenspits, waar de kerkklok troont.’ Wat doe je in die toren muisje klein? ‘Daar zorg ik voor zes lieve kindertjes mijn.’ En vindt je daarboven dan voedsel voor? ‘Daar is altijd wel iets te knabb'len hoor!’ Wie wees je dat hoekje in de toren zeg? ‘Een vleermuis, die wist hier goed de weg.’ Als 't kerkorgel speelt, zeg luister je dan? ‘Ja, maar als 't klinkt, als onweer, dan beef ik ervan.’ Als 't zacht speelt en 't koor zingt, is dat niet prachtig? ‘Ja, dan kruip ik in mijn hoekje en luister aandachtig.’ Zeg, zou jij willen zingen in dat grote huis? ‘Ja, graag! Maar wat geeft dat, ik ben maar een muis!’ Vorige Volgende