Wie leest er mee?(ca. 1939)–Antoinette van Dijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Moeder, zoon en de trekhond. Moeder, kijk 's die hond voor die wagen, Wat hangt zijn tong uit z'n bek! O, wat hijgt-ie, dat arme dier, Heeft-ie dorst of trek? Dorst heeft-ie, haal wat water, vent, Je weet, 't is zo naar, als je dorstig bent. Moeder, kijk 's, die hond z'n ogen, Die staan zo angstig, wat naar; Zou-ie bang zijn voor de mensen, Hij kijkt zo schuw en zo raar. Getrapt werd-ie door de mensen, m'n kind, ziet in jou 'n vijand, inplaats van 'n vriend. Moeder, wat staat-ie slap op z'n poten, Kijk, hij kan niet eens zitten gaan... Z'n tuig knelt en de riemen snoeren, Waarom wordt het niet afgedaan? [pagina 7] [p. 7] Hij wacht al jaren mijn kleine man, Of niemand zijn kweltuig af doen kan! Moeder, zullen wij samen proberen, Om hem te bevrijden, toe... Dan hoeft hij niet voor een kar te lopen, Zullen wij voor hem zorgen, Moe? Goed m'n jongen, nog maar een korte tijd, Dan hebben wij hem uit zijn lijden bevrijd. Moeder, kijk 's hij likt m'n handen, Zou-ie ons hebben verstaan? zijn staart kwispelt vrolijk, kijk 's Moeder, Hij zou graag met ons mee willen gaan... Wat is-ie blij.... Geduld arm beest. Jij bent de langste tijd trekhond geweest! Vorige Volgende