torale drama aan de hoven in Noord-Italië in de 16e eeuw. Hij publiceerde De geschiedenis van de Commedia dell'Arte (1985) en was hoofdredacteur van Een theatergeschiedenis der Nederlanden: tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen (1996). In 1997 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam.
annelies (alias johanna elisabeth) van gijsen (1953) promoveerde in 1989 cum laude aan de Rijksuniversiteit Utrecht op een proefschrift over Colijn van Rijsseles Spiegel der minnen (handelseditie: Groningen 1989). Hierna was zij als KNAW-onderzoekster en universitair docent werkzaam aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1998 is zij onderzoeksmedewerkster aan de Universiteit Antwerpen (UFSIA). Tot haar onderzoeksterrein behoren artesliteratuur, met name astrologie en alchemie, overwegend Brabantse epische en dramatische teksten, liefdesconcepties en gender, artes-elementen in fictionele genres en de rol van het geheugen in Middelnederlandse teksten.
j.p. gumbert (1936) studeerde Klassieke Talen in Leiden, stak dan over naar de Middeleeuwen en was hoogleraar Westerse Paleografie en Handschriftenkunde tot zijn emeritaat, begin 2001.
w.m.h. hummelen (1928) studeerde en promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen (1947-1958). In 1956 werd hij lector Nederlands aan de universiteit van Kopenhagen, twee jaar later wetenschappelijk ambtenaar te Groningen en in 1969 hoogleraar Oude Nederlandse Letterkunde te Nijmegen. In zijn publicaties richt hij zich vooral op het drama en de uitvoeringspraktijk van het toneel in de Middeleeuwen en de vroege Renaissance.
jelle koopmans (1959) is als onderzoeker actief op het gebied van het Frans middeleeuws toneel, deels als editeur (sermons joyeux, pronostications van Jean Molinet, Condamnation de Banquet, Mystère de saint Remi), deels als cultuurhistoricus (Sermon joyeux et truanderie, Le Théâtre des Exclus au Moyen Age). Op dit moment bereidt hij een editie van 53 farces voor, alsmede een studie over de Parijse farce tussen 1480 en 1520 en een monografie over de relatie tussen drukkers en profane drama-teksten in de vroege zestiende eeuw.
willem kuiper (1948) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1989 promoveerde op Die riddere metten witten schilde. Oorsprong, overlevering en auteurschap van de Middelnederlandse ‘Ferguut’, gevolgd door een diplomatische editie en een diplomatisch glossarium. Hij is als universitair docent, met als specialisatie de Middelnederlandse literatuur uit de handschriftenperiode, verbonden aan de Leerstoelgroep Historische Nederlandse Letterkunde van de Universiteit van Amsterdam, en als onderzoeker (Repertorium van het lied tot 1600) aan het Meertens Instituut (KNAW).
ike de loos (1955) studeerde muziekwetenschap te Utrecht en promoveerde aldaar in 1996 op een onderzoek naar de muzieknotatie in liturgische handschriften. Na haar promotie was zij als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan de Alamire Foundation (Katholieke Universiteit Leuven). Momenteel doet zij als postdoc aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar de vormen en varianten van het gregoriaans in de Lage Landen.