Spel en spektakel
(2001)–Hans van Dijk, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdMiddeleeuws toneel in de Lage Landen
[pagina 215]
| |
De amoureuze spelen
| |
[pagina 216]
| |
schillend van omvang.Ga naar eindnoot4. Ook het aantal en het soort optredende personages loopt nogal uiteen.Ga naar eindnoot5. Als de hoofdpersonen van het stuk goden zijn, dan worden die soms als mensen van vlees en bloed voorgesteld. Wanneer er zowel stervelingen als goden optreden, dan worden de goden wel geassocieerd met de gelijknamige planeten. | |
OverleveringDrie van de amoureuze spelen maken deel uit van de afschriftenreeks van Reyer Gheurtz (1551-1553): Narcissus en Echo, Eneas en Dido en Mars en Venus.Ga naar eindnoot6. De belangrijkste verzameldruk is Den handel der Amoureusheyt van 1621, waarin dezelfde drie amoureuze spelen in bewerking zijn opgenomen. Bovendien is deze Handel de enige bron voor Leander en Hero. Behalve dit laatste stuk zijn ook Pyramus en Thisbe van De Castelein, De spiegel der minnen en Jupiter en Yo alleen in drukken bewaard.Ga naar eindnoot7. Het Haarlemse Piramus en Thisbe-spel is als enige alleen in handschrift overgeleverd. Van Ghisteles Eneas en Dido is het enige stuk, dat in een vrijwel contemporain handschrift is overgeleverd; de overige zeven spelen zijn ouder, soms aanmerkelijk ouder, dan de bronnen waaruit we ze kennen. Tussen overlevering in druk of in handschrift bestaat een significant onderscheid. Waar vergelijking mogelijk is, blijken twee van de spelen voor de druk nogal bewerkt.Ga naar eindnoot8. Dit kan ook te maken hebben met het verschil in functie en bereik. De drukken dienden blijkbaar primair als leestekst en voor een breder publiek; de handschriften waren eigendom van een particulier of kamer, en konden ook voor opvoeringen gebruikt worden. Hieronder volgt eerst een zeer beknopt overzichtje van de acht amoureuze spelen en enkele algemene opmerkingen over de stof en de strekking. Vervolgens worden de twee spelen van Colijn nader besproken. Deze stukken, wellicht de oudste van de groep, zijn om verschillende redenen interessant, vooral omdat ze elk op hun manier innoverend zijn. Narcissus en Echo kan gezien worden als een experiment in dramatisering, waarbij wel al kiemen van latere conventies aanwezig zijn; De spiegel der minnen sluit in een aantal opzichten meer aan bij de rest van de groep, maar wijkt af door stofkeuze. | |
[pagina 217]
| |
De acht amoureuze spelenColijn Keyart, Van Narcissus ende EchoGa naar eindnoot9.Vermoedelijk in het laatste derde van de vijftiende eeuw geschreven te Brussel. Volgens een aantekening van Gheurtz in zijn afschrift kan het naar believen in drie of twee bedrijven of aan een stuk gespeeld worden. Echo is de dochter van de heer van Yponen; Narcissus is een jonge vorst. Van de tweeëntwintig personages zijn er negen menselijk, zeven goddelijk, en zes ‘overig’. | |
Colijn van Rijssele, De spiegel der minnenGa naar eindnoot10.Dit stuk is geschreven na Narcissus en Echo, maar uiterlijk in 1503 (het sterfjaar van Colijn) te Brussel. Het stuk beslaat zes spelen met elk een eigen proloog en conclusie. De stofkeuze wordt in de eerste proloog uitvoerig gemotiveerd. De handeling speelt zich af in Middelburg en Dordrecht, en wordt gepresenteerd als historisch geval uit het recente verleden. Er komen eenentwintig personages in voor: twaalf menselijk, vier goddelijk/kosmisch, drie sinnekens, en de twee proloogsprekers. | |
Matthijs de Castelein (?), Pyramus en ThisbeGa naar eindnoot11.Dit stuk is geschreven in Oudenaarde, vermoedelijk in 1510 à 1520.Ga naar eindnoot12. Het speelt in Babylonië op onbepaald tijdstip in het verleden; er wordt naar Ovidius verwezen. Zeven personages: twee sinnekens, Bedrieghelic Waen en Fraudelijk schijn, en vijf mensen. Naast de titelhelden verschijnen alleen nog de moeder van Thisbe, haar kamenier, en de vader van Piramus. Slotmoralisatie: christelijke interpretatie bij monde van de vader van Pyramus en de moeder van Thisbe. | |
Piramus en Thisbe (de ‘Haarlemse’, anoniem)Ga naar eindnoot13.Dit spel is misschien van Zuidnederlandse herkomst en is onstaan in de eerste decennia van de zestiende, of mogelijk nog aan het eind van de vijftiende eeuw.Ga naar eindnoot14. In het buitenspel, dat bijna de helft van dit korte stuk beslaat, verschijnen een docktoor, Poetelijck Geest, en Damoreuse. Het handschrift noemt het Een spel van sinnen van de historie van Piramus en Thisbe genaempt de Sinnelijcke genegentheijt. Sinnelijcke Genegenheijt is ook een sinneken in het spel; zijn partner heet Hertelijcke Lust. Naast deze koppels treden allen Piramus en Thisbe op: zes personages in totaal dus. Het binnenspel speelt in Babylonië ten tijde van koningin Semiramis; er wordt naar Ovidius verwezen. | |
Jan Smeken, Hue Mars en Venus tsaemen bueleerdenGa naar eindnoot15.Brussel, waarschijnlijk tussen 1485 (het jaar waarin Jan Smeken stadsdichter wordt) of iets daarvoor, en 1518 (Jans sterfjaar). De twee sinne- | |
[pagina 218]
| |
kens in dit stuk heten Jolijt van Ooghen en Ghepeijs van Minnen. Verder treden er drie godinnen en zes goden in op; in totaal elf personages. | |
Cornelis van Ghistele, Van Eneas en DidoGa naar eindnoot16.Antwerpen 1551 of 1552. Het enige van de amoureuze spelen dat zo goed als rechtstreeks teruggaat op een klassiek werk; Cornelis van Ghistele vertaalde Vergilius' Aeneis berijmd in het Nederlands, en baseerde zijn stuk op deze vertaling. Het stuk is in twee spelen verdeeld; het eerste heeft een proloog van Rhethoryckelyck gheest en Poeetelyck sin; het tweede van Ongheleerdt Begrijpen, Onweetendt schimpen en Een statelijck man. De sinnekens Jonstich Herte en Faeme van Eeren komen in beide spelen voor. In het eerste spel treden daarnaast aanmerkelijk meer personages op dan in het tweede: veertien tegen zeven, waarbij er maar vijf personages in beide spelen optreden. In totaal zijn er drieëntwintig rollen. | |
Jupiter en Yo (anoniem)Ga naar eindnoot17.Brussel, datum onbekend. Houwaert, die de druk van 1583 bezorgde, werd wel voor de auteur aangezien, naar mijn mening ten onrechte.Ga naar eindnoot18. De Prologen en Conclusies worden gepresenteerd doot Djonstich Herte en Ghewillighen Aerbeyt. Er zijn twee sinnekens: Cracht van Liefden en Natuerlijcke Lust. Naast de twee proloogsprekers en de sinnekens komen twaalf personages voor: tien goden, een heraut en een wachter. Jupiter wordt voorgesteld als de koning van Kreta. De actie speelt zich grotendeels af aan zijn hof in de stad. | |
Leander ende Hero (anoniem)Dit stuk is alleen bewaard in de druk van 1621. De stof is over vier spelen verdeeld, waarbij per spel een nieuw koppel sinnekens optreedt.Ga naar eindnoot19. Prologen en Conclusies van Poetelijck Gheest en Amoureuse Fantasije. In totaal dertig personages, waar bij ‘mensen van vlees en bloed’ verre in de minderheid zijn (maar acht, als we de proloogsprekers niet meetellen). Recent onderzoek heeft uitgewezen, dat het stuk op grond van de bronnen en de receptie wat later gedateerd moet worden dan de overige spelen: in het derde kwart van de zestiende eeuw.Ga naar eindnoot20. | |
Pluto ontschaakt ProserpinaDit spel is verloren; we kennen slechts een samenvatting en enkele citaten uit Kops, volgens wie het uit Gent afkomstig zou zijn en uit het begin van de zestiende eeuw zou dateren.Ga naar eindnoot21. Hij weet nog te melden dat het zou zijn opgevoerd in Dendermonde (1519), Tholen (1534) en Aalst (1551). Het blijft verder buiten beschouwing. | |
[pagina 219]
| |
Klassieke stof, eigentijdse moraalAls profane stukken met een liefdesgeschiedenis als centraal onderwerp lijken de amoureuze spelen een voortzetting van de ‘romantische’ abele spelen. De hoofdpersonen in de abele spelen zijn hoogadellijk, maar in recente publikaties wordt op goede gronden betoogd, dat de stukken bedoeld zijn voor een stedelijk publiek, en dat hun strekking daaraan is aangepast.Ga naar eindnoot22. In de amoureuze spelen wordt de setting nog exotischer. De keuze voor een klassieke, heidense entourage is daarbij niet alleen een modernisering; het geeft ook meer armslag bij het afschilderen van erotische gevoelens en interacties. Daarbij wordt in enkele spelen gebruik gemaakt van ‘voyeur-scènes’: de sinnekens bespieden de gelieven, die zich hebben teruggetrokken, en doen in plastische bewoordingen verslag van wat zich achter het gordijn afspeelt, zodat het publiek kan meegenieten.Ga naar eindnoot23. Dit neemt niet weg, dat het gedrag van de personages, hoe boeiend ook, doorgaans in strijd is met de heersende moraal. Om misverstanden te voorkomen, wordt hier expliciet of impliciet op gewezen. In het geval van een droeve afloop is de noodzaak iets minder dwingend: het publiek heeft dan met eigen ogen kunnen zien, dat ongebreidelde lust alleen maar tot ellende leidt. In de twee stukken waar niemand doodgaat, en die dan ook veel speelser en recreatiever aandoen dan de zes overige, ligt dat anders: zowel Mars en Venus als Jupiter en Yo zouden als propaganda voor overspel kunnen worden opgevat. In beide spelen wordt het overspel bovendien nog verontschuldigd door de negatieve afschildering van Venus' man Vulcanus en Jupiters vrouw Hera. Hier dient dus te worden bijgestuurd. In Jupiter en Yo leveren de sinnekens moraliserend commentaar, waarbij ze zowel overspel als jaloezie bekritiseren. Bovendien worden zowel in het commentaar van de sinnekens als in de Naeprologhe allegorische interpretaties van het verhaal gegeven.Ga naar eindnoot24. Mars en Venus kan worden opgevat als waarschuwing: neem geen huwelijkspartner met een groot leeftijds- en karakterverschil. Dit thema krijgt in de gedrukte versie van het stuk een extra accent door het nastukje Een arguacie wiltse wel onthouwen, hoe oude mans varen die jonck wijfs trouwen.Ga naar eindnoot25. Verder heeft Pleij erop gewezen, dat Vulcanus als een onbehouwen lomperik wordt voorgesteld, terwijl Mars een toonbeeld is van beschaving en welgemanierdheid, waardoor het stuk ook als een les in gewenst gedrag kan worden opgevat.Ga naar eindnoot26. De moralisatie, die nooit helemaal ontbreekt, is in enkele andere stukken veel centraler. Dit geldt vooral voor het Haarlemse Piramus en Thisbe-spel, waar het liefdesverhaal als illustratief voorbeeld is ingekaderd in een buitenspel. Afwijzing van aardse liefde gaat hier samen met een religieuze allegorische interpretatie, waar Piramus staat voor Christus | |
[pagina 220]
| |
en Thisbe voor de hem minnende ziel. In de slotmoralisatie komt een toog voor van Christus aan het kruis.Ga naar eindnoot27. | |
ColijnDe auteur van de vermoedelijk oudste, en ook de meest opvallende stukken is onder verschillende namen bekend; waarschijnlijk zijn Colijn van Rijssele, Colijn Keyart alias de ‘amoröse Colijn’ en Colijn Caillieu één en dezelfde persoon.Ga naar eindnoot28. Hij woonde in Brussel in de tweede helft van de vijftiende eeuw, waar hij al vóór 1471 van stadswege een bezoldiging ontving. Vanaf 1474 was hij officieel stadsdichter; in 1485 werd hij in die functie opgevolgd door Jan Smeken. Hij overleed in 1503. | |
Narcissus en EchoEen van de bronnen van dit stuk is het Middelfranse Narcissusspel, dat vermoedelijk is geschreven rond het midden van de vijftiende eeuw, maar zeker na Chartiers Belle dame sans merci (1426), dat zowel genoemd als geciteerd wordt.Ga naar eindnoot29. Het stuk is maar half zo lang als dat van Colijn, en er treden maar drie personages op: Narcisus, Echo en Le Fol. Er is niet veel actie: introspectieve beschouwingen van vooral Echo vormen de hoofdmoot. Daarin rapporteert ze wel uitvoerig, hoe tumulteus haar binnenwereld is: vrees en begeerte, elk met een groep bondgenoten, zijn in een heftig conflict verwikkeld. Le Fol levert commentaar. In Narcissus en Echo verschijnen de psychische factoren, die in het Middelfranse spel alleen beschreven worden, in levenden lijve op het toneel. Dit heeft geleid tot een merkwaardige allegorische vorm. Behalve de als menselijk voorgestelde personages en de hemelbewoners treden er twee afsplitsingen van de hoofdpersonen op: Narcissus' Schoonheid en Therte van Echo. Sommige personificaties verschijnen en verdwijnen al naar het uitkomt. Bovendien is het stuk ook veel langer, doordat de handeling uitvoeriger wordt uitgewerkt en er veel meer bijfiguren optreden. Tot de acties behoren onder meer een toernooi en een jachttafereel; dit laatste biedt het kader om ook Actaeons confrontatie met Diana in het stuk op te nemen. Zowel een jachttafereel als een allegorisch liefdesconflict komen voor in een van de bijkomende bronnen van Narcissus en Echo: het gedicht Le debat du Cuer et de l'Ueil (rond 1445) van Michault Taillevent. De ‘ik’ van dat gedicht ontmoet op jacht een gezelschap en wordt verliefd op een schone dame. In de nacht hierna heeft hij een droom, waarin Oog en Hart elkaar aansprakelijk stellen voor deze liefde en de bijbehorende | |
[pagina 221]
| |
Afbeelding 18.
Toneelstellage voor de Gentse rederijkerswedstrijd van 1539. Het betreft de oudste (bekende) afbeelding van een stellage met twee verdiepingen. De ruimte op de eerste etage kon gebruikt worden voor hemel- of godenscènes. Spelen van zinnen [...]. Gent, Joos Lambrecht, 1539 (Ex. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, A3r). | |
[pagina 222]
| |
smart. Ze dagen elkaar uit voor een duel, waarvoor de maarschalk van Amours, Desir, het strijdperk klaarmaakt; dit is behangen met tapijten waarop de Roman de la Rose in diamanten letters te lezen staat. Gelukkig verschijnt Venus zelf nog voor er bloed vloeit, en zij verzoent de twee tegenstanders, die ze geen van beiden kan missen.Ga naar eindnoot30. Verschillende verzen uit het kaderverhaal van Taillevents Debat zijn vrijwel woordelijk terug te vinden in zowel Narcissus en Echo als De spiegel der minnen. Bovendien gaat het Debat in het enige vijftiende-eeuwse handschrift van het Middelfranse Narcissus-spel direct aan dit spel vooraf.Ga naar eindnoot31. Deze combinatie heeft Colijn mogelijk geïnspireerd bij zijn dramatisering van het Narcissus-verhaal: de Ovidiaanse stof wordt gepresenteerd in een vorm die doet denken aan de traditie van de minne-allegorie, waarin allerlei psychische en sociale factoren die de liefde belemmeren dan wel bevorderen optreden. Hier verschijnen ze naast de hoofdpersonen zelf in den lijve op het toneel, en op deze wijze wordt de binnenwereld van die personen in een aanschouwelijke dramatische vorm voorgesteld. Narcissus en Echo opent met een scène in de hemel, vermoedelijk op een boventoneel, waarin Venus en Cupido besluiten de mooie Echo en de knappe Narcissus aan elkaar te koppelen (afb.18). Apollo, door hen geraadpleegd, waarschuwt dat dit niets kan worden: het beoogde stel past wat complexie betreft helemaal niet bij elkaar. Eigenwijs als ze zijn, willen Venus en Cupido het toch proberen, met de bekende gevolgen. De setting van het stuk is klassiek-heidens bedoeld. Hoewel Echo in de lijst van personages als ‘nymphe’ wordt aangeduid, is ze de dochter van een aardse, ridderlijke heer. De goden hebben enkele astrologische trekjes; zo wordt Diana met de maan geassocieerd. Jupiter is wel duidelijk een klasse goddelijker dan de overige hemelingen; hij wordt zelfs bijna als God zelf voorgesteld. De kosmische hiërarchie weerspiegelt zich in de toneelfaçade; er zijn wel ‘interactieve’ bewegingen tussen hemelbewoners en stervelingen. De planeten-godinnen Venus en Diana manifesteren zich beiden ook als beeld in hun eigen tempels. Zouden de betrokken acteurs daarvoor afdalen, of slaan Echo en Narcissus de blik omhoog als ze tot hun patroonplaneet-godin bidden? In het handschrift wordt de term ‘verrader’ gebruikt voor de personages Wonderlyck Murmureeren, Narcissus' Schoonheit en Druck en Spijt. De personificatie Angst vör Wederseggen (de angst om afgewezen te worden) wordt camerlinck en hör [=Echo's] dienaer genoemd; de bode van Venus en Cupido, Jonstich Begheeren, is een engele.Ga naar eindnoot32. Narcissus' Schoonheit wordt, geheel los van zijn ‘eigenaar’, op aanraden van Venus door Wonderlyck Murmureren als handlanger ingezet om Echo verliefd te laten worden op Narcissus.Ga naar eindnoot33. Echo heeft ook een afsplitsing: Therte van Echo, haar camerlinck.Ga naar eindnoot34. Door deze splitsing kan | |
[pagina 223]
| |
Echo's binnenwereld in dialogen tussen haarzelf en haar hart worden voorgesteld. Bovendien is Echo zelf nog op vrije voeten en daardoor in staat Narcissus aan te spreken, nadat haar hart door de twee verraders in Tprysuen van Minnen is opgesloten. Deze laatste actie laat zien wat in het Middelfranse spel allen blijkt uit een monoloog van Echo: Le cueur donc qui est en prison [...] Peut bien demander garison / De ses douleurs.Ga naar eindnoot35. Na de dood van Echo en haar hart en een proces in de hemel, waar de goden Narcissus veroordelen, treedt Narcissus' Schoonheit tenslotte nog zeer functioneel op in de rol van Narcissus' spiegelbeeld in de bron. Vergeleken met het nogal statische Middelfranse spel is Narcissus en Echo een zeer levendig en dynamisch stuk, waarin veel meer actie en vooral ook veel meer interactie wordt getoond. De dichter heeft verschillende middelen ingezet om de gevoelens en innerlijke conflicten van de personages, vooral van Echo, zichtbaar te maken. Hij laat daarvoor nogal uiteenlopende personages ten tonele verschijnen, waarbij duidelijk sinnekens-achtige figuren, maar ook heel andere. De traditie van de profane minne-allegorie kan hebben bijgedragen tot deze innoverende dramatische vorm, waarbij de dichter er blijkbaar naar gestreefd heeft om de motieven van de handeling zichtbaar en tastbaar voor te stellen. | |
De spiegel der minnenHet meest afwijkende stuk uit de groep, De spiegel der minnen, speelt zich af in het recente verleden, te Middelburg en Dordrecht. De hoofdpersonen in dit hartverscheurende liefdesdrama zijn Dierick den Hollander, een rijke koopmanszoon, en de arme linnennaaister Katherina Sheermertens. Deze opvallende en in ons taalgebied voor zijn tijd unieke stofkeuze heeft de dichter de afgelopen eeuw veel lof doen oogsten; het stuk is in alle toonaarden geprezen om zijn realisme en zijn uitstekende psychologie. Het wordt ook wel gezien als een vroege voorloper van het burgerlijk drama. De redenen om het tot de amoureuze spelen te rekenen hebben met de thematiek en de vorm van het stuk te maken. Het is een profaan, serieus liefdesdrama. Bovendien komt de sinnekensrol in dit stuk overeen met die in de amoureuze spelen met een klassiek onderwerp, evenals de presentatie en de vormgeving. Aan het einde van de zestiende eeuw had het stuk ook een klassieke status.Ga naar eindnoot36. De Antwerpenaar Andries Nuts, die voor of in 1587 Lauriers berijmde vertaling van Ovidius' Ars amandi in proza bewerkte, vermeldt een aantal slachtoffers van Venus en Cupido: Jupiter, Hercules, Paris, Leander, Aeneas, en Pyramus en Thisbe. Hij besluit | |
[pagina 224]
| |
met: Men weet ooc wel wat een hert ende liefde Dierick den Hollander ende Catherina Schermertens malcandren ghedraghen hebben: want sy is so vyerich gheweest / dat zijt met hen beyder doot besuert hebben.Ga naar eindnoot37. En de Leidse rederijker Antonis van Buytevest neemt kort na 1594 in zijn handschrift een liedje op, waarin Dierick en Katherina naast Samson, Piramus en Thisbe, Leander, en Holofernes als evenzovele bewijzen van Venus' verwoestende effecten worden opgevoerd.Ga naar eindnoot38. De dichter is zich zeer bewust van zijn innoverende stofkeuze, die in de eerste proloog wordt gemotiveerd. In deze proloog bespreekt de dichter Jonstighe Sin met zijn helper Natuerlijk Ghevoelen, welke stof het meest geschikt is om de kracht van de liefde te tonen. Hij hoopt daarmee de wederliefde van zijn geliefde te verwerven. Natuerlijck Ghevoelen doet hem drie klassieke onderwerpen aan de hand, die alle drie door Jonstighe Sin van de hand worden gewezen. Pyramus en Thisbe waren puer onghetempert van minnen; hun zelfmoord uit wanhoop was redeloos en in strijd met de natuur.Ga naar eindnoot39. Het verhaal van Leander en Hero lijkt hem onopvoerbaar en vervelend.Ga naar eindnoot40. Narcissus komt al helemaal niet in aanmerking, omdat die niet van vrouwen hield; bovendien bestaat daar al een stuk over. Een bezwaar tegen alle drie de suggesties is dat ze komen uut ouder Poeterijen / Die buyten onsen ghedenckene staen.Ga naar eindnoot41. Hij vraagt zich dan af, of de ware liefde niet ook hier te lande te vinden zou zijn. Dan krijgt Natuerlijk Ghevoelen zijn gouden inval, waar Jonstigh Ghevoelen met groot enthousiasme op reageert.Ga naar eindnoot42. Op elk van de zes prologen bij de afzonderlijke spelen volgt de tekst van een Baniere, een tekstbord waarop het publiek kan zien, wat het kan verwachten. In die bij het laatste spel wordt er eerst gewezen op de morele strekking van het stuk; iedereen zou zijn dochter moeten laten kijken. Zo'n mooi stuk als dit, dat ook iedere minnaar zal bekoren, is nog nooit vertoond; het is Weerdig boven Paris oft Troylus te zijne verheven. / Alle gesten, historien moetender voren wijcken, / Ende oock alle consten van Rhetorijcken (vs. 5134-5136). De presentatie van het onderwerp in de eerste proloog en de Baniere bij het laatste bedrijf wekken de indruk, dat de dichter ook door zijn onderwerpskeuze bewust wil concurreren met klassieke spelen.Ga naar eindnoot43. Het optreden van Venus, Phoebus en Saturnus, alsmede later dat van Leo is in vergelijking met Narcissus ende Echo veel radicaler astrologisch-kosmologisch gemotiveerd. Aan het begin van het eerste spel komt een planetenscène voor, waarin elk van de drie zijn of haar aandeel in de toekomstige gebeurtenissen uiteenzet. Saturnus domineerde bij de conceptie van de hoofdpersonen, waarbij Phoebus, de zon, in Scorpio stond. Daardoor zijn ze beiden melancholisch van complexie, en door hun temperament niet snel verliefd, maar als ze eenmaal verliefd zijn, is het ook voor altijd.Ga naar eindnoot44. Bij hun geboorte onder de planeet Venus stond de | |
[pagina 225]
| |
zon in Leo, wat velerlei gevolgen heeft voor hun karakter. De rollen van de drie sinnekens die in het stuk optreden zijn duidelijk en expliciet in de kosmologie van het stuk ingebed. Begheerte van Hoocheden en Vreese voor Schande zijn kinderen van Leo, het teken van de dierenriem. Dit teken is het ‘eigen huis’ van de zon; Phoebus ‘domineerde’ daarin bij de geboorte van de hoofdpersonen.Ga naar eindnoot45. Het derde sinneken, Jalours Ghepeyns, wordt door Saturnus gebrouwen in den ketel der memoriën. De sinnekens vervullen een sleutelfunctie op twee niveaus; dat van de microkosmos, en dat van de macrokosmos. Begeerte en vrees vertegenwoordigen de virtus motiva, de lagere krachten van de ziel; ze vormen een schakel tussen geest en lichaam en vertegenwoordigen de beweegredenen of drijfveren van de hoofdpersonen. Hun specifieke invulling tot Begheerte van Hoocheden en Vreese voor Schande danken ze aan de astrologische krachten die ze in dit geval belichamen: die van de zon en Leo. Op macrokosmisch niveau zijn ze de daimonen, die de bemiddelaars zijn tussen de kosmische en de menselijke wereld. Deze voorstelling van zaken, die al voorkomt in Plato's Timaeus, kreeg in het vijftiende-eeuwse Neoplatonisme een sterke nieuwe impuls door Ficino's vertaling van het Corpus Hermeticum (1464). In de ogen van Ficino en zijn kring was Hermes Trismegistos een tijdgenoot van Mozes en een belangrijke inspiratiebron van Plato, en de op zijn naam overgeleverde teksten hadden een groot gezag. In de hermetische Aforismen wordt beschreven, hoe elke planeet een leger van daimonen als dienaren onder zich heeft. Die daimonen bemoeien zich met aardse aangelegenheden, en proberen de zielen van de mensen te manipuleren en op te stoken: ‘zodra wij geboren zijn en een ziel hebben gekregen, nemen de geesten, die in dienst staan van elk der planeten, ieder zijn eigen mens onder zijn hoede, op het ogenblik dat zij in dienst staan van het gesternte dat bij de geboorte is geconstelleerd.’Ga naar eindnoot46. In zijn commentaar op Plato's Symposium gaat Ficino op een aantal plaatsen in op de rol van dergelijke astrale daimones bij het ontstaan en het wezen van de liefde.Ga naar eindnoot47. Daarbij is zijn hermetisch-neoplatonische wereldbeeld uitgesproken religieus getint: de daimones dienen de planeten waar ze bij horen, maar de planeten zijn op hun beurt weer de dienaren van de Wereldziel, die zelf weer ondergeschikt is aan het Opperwezen. De kosmologie van de Spiegel lijkt, vooral wat betreft de rol van de sinnekens, tegen de achtergrond van dit soort denkbeelden begrepen te moeten worden. De planetengoden zijn zich zeer bewust van hun verantwoordelijkheid als onderdeel van de schepping: elk van hen vervult gewetensvol en vroom de hem of haar toebedeelde rol. Het ‘vuile werk’ wordt door de sinnekens opgeknapt, die hun taak met veel plezier en ijver uitvoeren, maar die net als de planeten laten blijken, dat hun invloed | |
[pagina 226]
| |
niet verder strekt dan de wil van hun beoogde slachtoffers toelaat. Uniek in de Spiegel is het optreden van Leo in het laatste spel; mogelijk is hij een vertegenwoordiger van een hogere orde dan de planeten.Ga naar eindnoot48. Zijn eerste uitspraak is, dat hij in al zijn effecten dient te gehoorzamen aan de beschikkingen van tgoddelijck berueren.Ga naar eindnoot49. Hierna stelt hij zijn uitwerking zeer positief voor: hij bevordert reinheid, deugd en vreugde. Vervolgens wijst hij erop, dat de mens alle door hem geïnspireerde neigingen ten goede dan wel ten kwade kan gebruiken, en er ook volledig aan kan ontkomen. De door hem veroorzaakte hovaardij kan een eervolle levenswandel bevorderen (vs. 5732-5752). Dan roept hij zijn kinderen, Begheerte van Hoocheden en Vreese voor Schande, die hem met gepast respect begroeten als hun gheminde vadere. In opdracht van Leo gaan zij Katherina, na de dood van Dierick, kwellen met de spiegel Daghelijcx Verwijt en de kaars Faute van Eere. Deze scène kan worden begrepen als een correctie van mogelijke misverstanden: de wereld van de planeten en de sterren is weliswaar gevaarlijk voor ons zwakke stervelingen, maar is in zichzelf goed, edel en verheven. De Spiegel is naar mijn mening een ambitieuze, groots opgezette poging om een kosmische dimensie van klassieke, dat wil zeggen: moderne, hermetisch-neoplatonistische, allure van de grond te trekken. Het gaat daarin een stuk verder dan het eerdere stuk van Colijn over Narcissus.Ga naar eindnoot50. De expliciet aangegeven concurrerende bedoeling van de stofkeuze is wellicht te verbinden met de verschuiving van een heidense (Narcissus) naar een eigentijds-Christelijke (Spiegel) entourage. Het stuk roept een beeld op van een uitgesproken hiërarchisch geordende en ook zeer hechte en volle kosmos: God als allerhoogste; mogelijk een uit hem voortvloeiende beweger als tussenschakel; daaronder het firmament, gevolgd door de planeten. Deze brengen de sinnekens voort, die hun invloeden belichamen en ze verbinden met de hoofdpersonen. Deze kosmologische dimensie van het stuk zal zeker aanschouwelijk zijn gemaakt door de toneelinrichting. Het is plausibel, dat deze overeenkwam met die van Narcissus en Echo. Hummelen heeft betoogd, dat dit stuk gespeeld moet zijn op een façade met een verdieping, die verdeeld was in een aantal ‘open camers’: met gordijnen afsluitbare compartimenten, die in de loop van het stuk de verschillende vereiste lokaties konden voorstellen.Ga naar eindnoot51. De façade voor de Spiegel moet zeker een ruim boventoneel gehad hebben voor de scènes met de planeten-goden. De sinnekens verbinden de verticale met de horizontale actie. Belangrijkste effect is dat de toeschouwers kunnen zien en begrijpen wat er gebeurt en waarom, terwijl de hoofdpersonen zich maar zeer ten dele bewust zijn van de krachten die in het spel zijn. De veelgeprezen psychologische subtiliteit van het stuk berust voor een groot deel op de spanning tussen de ‘blindheid’ van de hoofdpersonen en de levendige voorstelling | |
[pagina 227]
| |
van hun drijfveren. Hun droeve einde wordt daarbij ook weer gecompenseerd door de tegenbeweging in het buitenspel: in de proloog bij het zesde en laatste spel jubelt Jonstighe Sin, dat hij reyne confortatie gevonden heeft aan de liefste die sonne mach beschijnen (vs. 5051-5052). Wat de toeschouwers van de Spiegel op het toneel zien gebeuren, is bedoeld als een blik op de interactieve dynamiek van de kosmos. De visie hierop lijkt geïnspireerd door wat Colijn mogelijk beschouwde als de ‘ware klassieke oudheid’, die van Hermes en Plato, maar dan gecorrigeerd vanuit christelijke opvatting, zoals ook Ficino dat nastreefde. Colijn zal dat zelf wel als de hoogste vorm van realisme hebben beschouwd. In dat licht bezien is het ironisch, dat in de twee moderne toneelbewerkingen van het stuk de prologen en conclusies, alsmede de astrologische scènes, tot een minimum zijn gereduceerd.Ga naar eindnoot52. Ons ‘realisme’ is niet het zijne, evenmin als onze ‘klassieke Oudheid’ de zijne was: de tijden veranderen, en het verleden verandert mee. |
|