Een nieuw lied
(ca. 1826-1837)–Joseph van Dieden– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Op een aangename wys.1[regelnummer]
de boer is naar zyn huis gegaan,
Zei vrouw wil dit bemerken,
Wat voor een stuk ik heb gedaan,
Maar 't zyn den Heer zyn werken,
Gy weet deez' weezen haar droeve staat,
daarom heb ik ze tot myn genomen,
God mint het goede en haat het kwaad,
Geen onheil moet men daarvoor schromen.
2[regelnummer]
Neen sprak de vrouw, als zy ze ziet,
'k zal aan hun ware liefde toonen,
Kom kinderen, staak al uw verdriet,
den Hemel zal uw werk bekroonen,
Zoo leefde zy toen met elkaar,
Het gansch gezin, en deze weezen,
de liefde en vriendschap voor elkaar,
die moest van God gezegend weezen.
3[regelnummer]
Na verloop van een korte tyd,
Is de boer in de stad gekomen,
Met deez' weezen heel verblijd,
Toen heeft haar een Jood vernomen,
die dwong de boer een briefje aan,
Sprak tot de oudste van de twee weezen,
Kom neem er dan maar een van aan,
Wanneer het niet anders kan wezen.
4[regelnummer]
Kort daarna kwam weer de Jood by hem,
Sprak, huisman ik kom u geluk wenschen,
de boer riep vrouw en kindren met blijde stem,
Was verheugd tot wonder van de menschen,
Zei man zie deze bewerking toch,
Laat er ons God dankbaar voor wezen,
By tyds zorgen voor onze kinderen nog,
Zoo wel als voor deze twee weezen.
| |
[pagina 2]
| |
5[regelnummer]
Nu werd alles bezorgd byeen,
En lieten den Notaris komen,
die dit zou maken algemeen,
dat de weezen niet hadden te schromen,
Maar ook erfgenamen zouden zyn,
daar konden zy vast op vertrouwen,
de groote is dankbaar als de klein,
Kwamen hun lieve handjes vouwen.
6[regelnummer]
Na verloop komt de timmermans-baas,
Zich tot den boer nu wenden,
En sprak ach buur, gy kunt helaas,
My helpen uit de elenden;
'k ben door bankroeten gerenueerd,
En ik zit in druk geheel verslagen,
Ach buur zoo gy my reviseert,
Zal ik myn brood nog moeten vragen.
7[regelnummer]
Ach baas vertrouwt niet wilt gaan,
Ik kan het myne beter besteden,
denk aan de belofte door uw gedaan,
Hoe een stervende moeder was tevreden,
Gaat heen houd my niet aan de praat,
denk als het niet anders wezen,
Gy dan daar zelven henen gaat,
waar gij deze kinderen had verwezen.
8[regelnummer]
Het gaat alzoo op deze aard,
En ook in onze dagen,
de een heeft geld dat hem onheil baart,
den anderen moet zyn brood gaan vragen,
Al is een mensch niet in 't verdriet,
Of lyd geen armoed, druk en schromen,
Toch verstoot hij dezelve niet,
Als hy denk het kan my ook overkomen.
wordt gezongen en verkocht door j. van dieden,
Te Rotterdam, by t.c. hoffers. |
|