CCLVIII
Ik heb gezegd: beter natuur zonder stijl dan stijl zonder natuur.
Deze uiting wil niet een absolute formule maar eene neiging-aanduiding, de uitroep van een gevoel van levensliefde, zijn.
Want mij het uiterste denkend van natuur zonder stijl en van stijl zonder natuur, weet ik niet wat ik verkiezen zoû.
Er is echter geen reden om zich met het denken over die uitersten bezig te houden.
Aangenamer dan er mij om te bekommeren welke soort of graad van geluk ik heb, vind ik het mij te vermeyen in dat, dat ik dan heb.
Maar daarná vind ik in rang het prettigste de soort of graad te zien en dien een naam te geven.