Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten
(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 132]
| |
Het komt er op aan zóo te leven, dat het geheele leven ons toeschijnt de mooiste droom te zijn, dien wij ooit gehad hebben. Zoodra de verbeelding ons waarlijk werkelijkheid wordt en de werkelijkheid verbeelding, - het is duidelijk, dat er dan geen grens is aan ons geluk en onze macht. Naar willekeur verwerkelijken wij de buitensporigste voornemens van den rijksten keizer en wonen in een paleis met duizend gouden poorten of leggen wij meer geluk in een haal aan ons oude pijpje dan Napoleon had toen hij zich de kroon op het hoofd zette. |
|