Ten tweede, wilde ik zeggen, dat deze verschijnselen, in den vermoedelijk uiterst lagen graad, waarin zij mijn deel zijn geworden, mij gemeenzaam bekend zijn, zoo dat ik als het zoo is, zéker weet: ‘nu ben ik, voor mijn doen laag of hoog, in de aktive Extaze, in de passive Extaze’ enz.
Thans meen ik, gelijk reeds vermeld is, ook de Ziel in de liefde te hebben leeren kennen, zoo dat ik wist: ‘nu beweegt de Ziel,’ ‘nu beweegt de liefde,’ zoo als men weet: ‘nu proef ik deze of gene spijs.’
Maar hopen of verlangen ken ik zoo niet. Het eenige wat ik hieromtrent weet is, dat ik neêrslachtig ben als ik derf en opgewekt als ik heb wat ik graâg heb.
* * *
Wellicht staat dit gegeven in verband met deze mogelijke waarheid: dat ik niets anders hoop of verlang dan te zijn in een toestand waarin ik weten of zien kan, dat ik hoop en verlang. Zoo dat wanneer deze toestand aanbreekt, het doel van het hopen en verlangen bereikt is en daarmede natuurlijk het hopen en verlangen ophoudt te bestaan.