CCXL
Men nadert niet de schoonheid of heiligheid door ‘zijne gemalin toe te voegen’: ‘lieve, laat ons nederknielen en den Heer aanbidden.’
Men nadert de schoonheid of heiligheid door den toon waarop, door de houding en gelaatsuitdrukking waarmeê, men aan zijne vrouw vraagt waar onze pantoffels staan.
Er zijn vrouwen, die zoó zijn, dat de man die vraag slechts in een háar toon benaderenden toon, - maar volkomen onopzettelijk - behoeft te doen, om het begeerde Doel zeer nabij te zijn.