Verzamelde werken. Deel 3. Proza-gedichten(1920)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CLXXXI Ik hoor de klok gaan. De Tijd gaat voor-bij. De afbeelding van een vrouwenhoofd met ledige oogen ligt voor Eeuwig zwijgend, het gelaat naar boven, nabij mij. Vorige Volgende